Kroniek

Over God en alle anderen

Waar verborg de wereldgeest deze nacht zijn voorraad dromers?

Fleur Jaeggy, De waterstandbeelden

Eric Min heeft een monument opgericht. Dit monument is zijn boek Zwart licht (Kalmthout: Pelckmans, 2023) over de anarchisten in België rond 1900. Het is een prachtig monument waarin het wemelt van de vrijmetselaars, vrijdenkers, anarchisten en atheïsten rondom figuren als Jacques Menil (pseudoniem van de Brusselaar Jacques Dwelshauvers), de Franse geograaf Elisée Reclus en de Nederlandse wiskundeleraar Henri Roorda van Eysinga. Ook de cultuurpaus August Vermeylen vermeide zich in deze kringen van de Franstalige Brusselse bourgeoisie. En de illustrerende foto’s en historische documenten zijn uniek.

*

De nieuwe dichtbundel Balts (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2023)van Luuk Gruwez

was voor mij toch een aangename literaire verrassing want de bundel bevat een groot aantal sterke gedichten die getuigen van een scherp observatievermogen (cfr. ‘Kerkhofje te Beauvoorde’, een diepmenselijke empathie (‘Over het ontbreken van een voet’) een rijk taalvermogen (‘Kennismaking’) en altijd een latente of openlijke zin voor humor (‘De boeren boeren’). De meeste gedichten zijn eerder lang en breed en getuigen ook van een onverwoestbare epische kracht waarbij vooral het gedicht ‘Psalm voor afvalligen’ opvalt.

*

Bijna verborgen in het struikgewas van het Josaphatpark in Schaarbeek staat een buste ter herinnering aan de ooit zo bekende Nestor de Tière (Eine, 1856 – Brussel, 1920). Geen enkel nationaal of lokaal theater in de Lage Landen voert nog een toneelstuk of een eenakter op van deze toentertijd zo beroemde toneelschrijver.

*

God woont nog altijd in Frankrijk, maar al jaren niet meer in Parijs of in de grote Franse steden. Hij woont nu aan de kusten van Bretagne en Normandië. Zo kan hij altijd op tijd vluchten naar het zeer katholieke Ierland.

*

Christophe Vekeman met zijn mooie cowboyhoed was even op het Griekse eiland Patmos om aldaar de Openbaring van Johannes te lezen. Ten minste één collega die zijn klassiekers kent.

*

De meeste van mijn vrienden zijn al dood omdat zij helaas niet onsterfelijk waren. De laatste gestorvene in een lange rij van doden was en is helaas Mark van Tongele.

*

Zonder Zorro en Emiliano Zapata zou het leven in Mexico zeer saai zijn.

*

Laten we niet gaan wenen in Wenen waar ooit de wereldgeest in de Weense koffiehuizen en in de apotheken woonde. Voor de Weense satiricus Karl Kraus was een dichter die leest als een kok die eet.

*

Zondagmorgen op de Nederlandse televisie hoorde ik een mooie uitdrukking die ik niet kende: Je moet niet willen trekken aan een dood paard.

*

De Argentijn Borges vond pas laat in zijn leven de liefde in de persoon van Maria Kodama.

Gelukkig had hij toen al een groot aantal fantastisch goede boeken geschreven. Verleden jaar (2023) in maart overleed ook zij als de weduwe van de beroemde man.

*

Alain Delmotte werd recentelijk voorzitter van de V.V.L. De Kortrijkzaan die zijn provincie West-Vlaanderen verliet en van wie het hele leven doordenkt is van de (vooral Franse) poëzie. Ik denk dan aan zijn dichtbundel Kleerscheuren (Kortrijk : Mayapan, 1991) waarin hij aantoonde dat hij helemaal geen warhoofd is maar een onverzettelijke poëzielezer. En Alain was ook de man die mij (of ons) wees op die toch wondermooie dagboeknotities van de Franse acteur en auteur Georges Perros onder de passende titel(s) Papiers collés. Ik geloof dat er drie delen zijn en het zijn echt boeken om dagelijks in te brevieren.

*

Ooit ontmoette ik de priesterlijke dichteres Christine D’haen en haar man in Brugge op de Markt in café ‘De Vier Winden’. Zij dronken in een stille maar grootse eenvoud een glas schuimend fris bier en aten samen een paar boterhammetjes uit een brooddoos. Ik besefte toen dadelijk dat dit eigenlijk de doos van Pandora was.

*

De Sinjaalprijs van De Tafelronde bestaat niet meer. Want na de dood van Paul de Vree verdween ook dit tijdschrift uit de literaire ruimte.

*

Ik ga alsnog een Leica (fototoestel) kopen omdat ook onze schrijvende en fotograferende herenboer Stijn Streuvels zo’n toestel had.

*

Niemand wordt zomaar iemand. Je moet van de kelder tot aan de zolder gaan.

*

Karl Kraus werd geboren in Noord-Bohemen in 1874 en werd onsterfelijk in Wenen tot hij daar stierf in het jaar 1936. Bij zijn dood zei Oskar Kokoschka : “Met de dood van Karl Kraus kwam het onafhankelijke denken in Oostenrijk ten einde.” (mijn vertaling)

Zijn tijdschrift ‘Die Fackel’ was een unieke editie. Tegen de journalisten en de journalistiek, tegen Heinrich Heine, tegen de oorlogszuchtigheid, tegen de domheid en de dommen. Slechts één citaat om zijn luciditeit en zijn humor even vluchtig aan te tonen en dit keer zonder vertaling: “Ich mische micht nicht gern in meine Privatangelegenheiten.” Een schitterende uitspraak voor alle roddelaars, valse profeten en andere ziekelijke therapeuten en psychiaters. En dan moet men nog bedenken dat Dr. Sigmund Freud daar als tijdgenoot ook in hetzelfde walsende Wenen woonde.

*

Mijn gedicht (een sonnet) over Robert Walser geniet meer en meer bijval. Maar ik zoek geen bijval. Ik zoek naar de waarheid en de feiten. En ik geniet van elke roman die deze Walser heeft geschreven in Zwitserland en daarbuiten. Bovendien heeft hij ook nog gedichten geschreven die in het Engels werden vertaald door Christoph Middleton.

*

De zeer geleerde en belezen Frans Boenders die in oktober 1966 aantrad als producer bij het derde Programma van de BRT is ook een rijk en rijp dichter, vertaler, causeur, inleider en wereldreiziger. Verleden jaar verscheen bij uitgeverij De Gebeten Hond te Harelbeke zijn dichtbundel Oude vorsten met als ondertitel in zeven toonaarden. Zijn rijmende gedichten in het Frans en het Nederlands kreunen soms onder de sombere hemels van de somberlanden maar de slotstrofe van het gedicht ‘Gedogen’, dat werd opgedragen aan zijn zus Marie-Louise, wil ik u allen absoluut niet onthouden:

Kijk niet zo beteuterd als had ik je getart!

We zijn maar wat beesten met een spraakvermogen :

drink en lach, nu ons de goden nog gedogen.

Hendrik Carette

Schaarbeek, 31 juli 2023

Bedenkingen op de dag van Pinksteren

Op 7 juni van dit jaar (2023) is het exact 180 jaar geleden dat Friedrich Hölderlin, de grote Europese dichter, stierf. Geistig umnachtet. Geestelijk gestoord. Zijn vaderland Duitsland werd onder zijn pen een nieuw oud Griekenland en geen andere Duitse dichter, ook Goethe niet, fladderden op zo’n hoogte. Martin Heidegger en Cyriel Verschaeve luisterden naar zijn verheven stem. En ook de Fransman Philippe Sollers schreef over deze bevlogen dichter met eerbied en ontzag. Onder meer over zijn voetreis dwars door Frankrijk naar Bordeaux.

*

Nee, ik weet niets van de artificiële intelligentie, maar wel een en ander van de gnosis.

*

Bij welke van de karakterschetsen van Theophrastos (Amsterdam : Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2019) van het eiland Lesbos pas je het best? Er zijn er dertig en ik som deze even op : De huichelaar, de hielenlikker, de zwamneus, de boerenpummel, de uitslover, de randfiguur, de betweter, de fantast, de profiteur, een echte krent, de vlerk, de bokkenschieter, de bedilal, de sufkop, de nurks, de kwezelaar, de kankerpit, de achterdochtige, de asociaal, de ongelikte beer, het burgermannetje, de gierigaard, de blaaskaak, de pedante kwast, de bangerik, de regent, de oude gek, de lastertong, de diefjesmaat, de geldwolf. Je moet voor een van de dertig kiezen. Het is voor elkeen onder ons een pijnlijk moment dat leidt naar zelfkennis.

*

Mijn angst voor de duisternis en de stilte van de afgrondelijke ruimte zijn Pascaliaans. Niet Napoleon Bonaparte, maar Blaise Pascal is de grootste Fransman tot op heden.

*

In het jaar 2023 zijn er voor mij nog vier levende Grote Duitsers: de cineast en filmregisseur Werner Herzog, de schilder en beeldhouwer Anselm Kiefer, de historicus en schrijver Rüdiger Safranski en de filosoof en schrijver Peter Sloterdijk.

*

“Christus werd gekruisigd omdat hij geen diploma had in de theologie”: dit is de meest waarachtige en krachtige uitspraak van de Franstalige Antwerpse dadaïst Paul Neuhuys.

*

Elke politieke beweging heeft martelaren nodig om haar adepten en volgelingen ten voorbeeld te stellen: denk maar aan Joris van Severen of aan andere mythische of historische martelaren zoals de dichter Osip Mandelstam (vermoord en verbannen op bevel van de sarcastische satanische Stalin).

*

De grootste China-kenner van de vorige eeuw was een Franstalige Belg met als schuilnaam Simon Leys die aan het eind van zijn leven in Australië woonde. Ik verwijs dan ook graag naar zijn boek Essais sur la Chine (Parijs: Laffont, 1998). Maar ik vrees dat onze jonge charmante professor Jonathan Holslag dat niet weet of helemaal niet beseft, want hij citeert of verwijst meestal enkel naar Engelstalige boeken. Zie maar naar zijn boek Vrede en oorlog (Amsterdam: De Bezige Bij, 2019). En trouwens ook naar zijn andere boeken.

*

Uitgerekend vandaag, op de dag van Pinksteren, wilde en mocht Bart de Wever op de Nederlandse televisiezender (NOS 1) spreken over de eenmaking van België en Nederland en uitgerekend op deze dag liet de klank het helemaal afweten. Echt waar. Mijn vraag is dan ook eenvoudig: Was dit zomaar een grote technische storing? Of waren hier weer die gevreesde hackers aan de slag?

*

Op een zijarm van de Neckar, in Tübingen, zag ik haar. Het was een soort van epifanie. Zij was een diva en plots kende ik haar naam. Het was Diotima.

*

Waarom, ja waarom, sprong de Griekse filosoof Empedocles in de vijfde eeuw v.Chr. in de brandende krater van de Etna-vulkaan op het eiland Sicilië in Groot-Griekenland?

*

Tussen Vlieland en Ameland dobbert mijn Friese tjalk met de Friese vlag, car je suis un Frison qui a beaucoup de frissons.

*

Op een boekenmarkt in Damme (in open lucht) vond ik een zeer merkwaardig boek van een adellijke jonkheer en vrijmetselaar Paul de Pessemier ’s Gravendries. De titel is Hubert d’Ydewalle en nu komt het : Een aristocraat uit Vlaanderen en de ondergang van Rex (Tielt: Lannoo, 1997) met toevallig in dit exemplaar ook nog een losse gevonden foto in zwart-wit van de oude uitgever Godfried Lannoo met de auteur en met een adellijk familielid (de zoon van Gravin Hélène d’Ydewalle, geboren du Sart de Bouland?). Ook de beruchte moorden van Beernem komen in dit boek ter sprake en uiteraard Léon Degrelle; de brouwerszoon uit Bouillon en de leider van Rex.

*

Wie in Europa denkt nu nog aan de strenge denker, historicus en schrijver Dominique Venner? Hij was een samoerai voor en van het Westen of het opnieuw zo bedreigde Avondland.

*

Alleen op het kleine Griekse eiland Patmos heerst nog soms een religieuze sfeer die ik zeker nog wil inademen.

Hendrik Carette

Schaarbeek, mei 2023

Gedicht op zondag

Al mijn hinderlijke mankementen

Ik lijd aan het syndroom van Stendhal

(maar enkel wanneer ik in Italië ben).

Ik lijd aan megalomanie

(maar enkel wanneer ik te midden

van kleine mensen ben).

Ik lijd aan landerigheid

(maar enkel wanneer ik aan wal ben).

Ik lijd aan melancholie,

(– merencolie schreef Christine D’haen –

maar enkel wanneer de avond valt).

Ik lijd aan zeeangst

(zoals Lodewijk Henri Wiener

maar enkel wanneer ik op een boot ben).

Ik lijd aan erge liefdesdrang

(maar enkel wanneer ik eenzaam en verlaten ben).

Ik lijd aan een erge vorm van escapisme

(maar enkel wanneer ik weg wil naar daar waar

ik nog niet geweest ben).

Ik lijd aan een erge vorm van lethargie

(maar enkel wanneer ik moe ben

van al mijn hinderlijke mankementen).

Hendrik CARETTE

Boekbespreking

Mooie pleidooien en aanklachten van Luc Devoldere

Luc Devoldere (°Kortrijk, 1956) lijkt een beetje op een bleke asceet of een magere estheet. Althans hij werd opgevoed of opgeleid door de jezuiëten in het befaamde Sint-Barbaracollege in Gent waar ook mensen als de politicus Joris van Severen en de dichter Charles van Lerberghe op de schoolbanken zaten. In zijn nieuwste boek vindt de lezer trouwens niet toevallig een stuk over de merkwaardige correspondentie van een Franstalige geleerde kanunnik met Joris van Severen onder de titel ‘De weerlichten van het genie’. En overigens nog vele andere korte of langere stukken die zeker de moeite waard waren om hier gebundeld te worden in dit mooi uitgegeven dik boek.

Devoldere, de voormalige hoofdredacteur van het tijdschrift Ons Erfdeel (recentelijk om onduidelijke redenen van naam veranderd in De Lage Landen) opent zijn nieuw boek met een verrassend pleidooi voor meer mentale hygiëne en dit zowel in ons spreken als in ons schrijven. Het mooie aan dit dikke boek is dat het in feite over van alles en nog wat gaat. De te lange en wat moeilijke titel Was alles al gezegd, nog niet door hen lijkt mij dit keer echter niet zo goed gekozen. De vorige titels van zijn eerder verschenen boeken ware al veel beter zoals bij voorbeeld Tegen de kruideniers (2014) en Lucifers bij de brand (2009). De ondertivan zijn nieuwste pas verschenen boek ‘Pleidooien & Aanklachten’ klinkt al veel beter. Hoewel ik heel veel mooie pleidooien vond en maar weinig harde aanklachten. Luc Devoldere is dan ook een essayist of een literaire journalist die vanuit de bewondering en dverwondering werkt.

Pleidooi voor Paul Claes

Zijn portret van de door hem terecht zeer bewonderde Paul Claes ‘Alexandrijn in Kessel-Lo’ (van bladzij 49 tot en met bladzij 56) is een mooi pleidooi om alles van dit literaire Vlaamse genie te lezen. En dat zijn trouwens meer dan honderd boeken over de meest diverse onderwerpen gaande van de Romein Catullus tot het Franse genie Arthur Rimbaud en van onze dichters Christine D’haen tot de verzen van de fascist Ezra Pound. Of van A tot Z. Zo komt Devoldere bij de letter K op het woord Kameleon en ik citeer hier even de zeer juiste en geestige bedenking of notitie: Volgens Claes bestond zijn remedie tegen het writer’s block erin literaire kameleon te worden. Hij was achtereenvolgens sater, panter, phoenix en kameleon. In wezen is hij altijd schorpioen geweest. Hij kent geen writersblock, geen angst voor de witte pagina. Nulla dies sine linea. Geen dag zonder zin (zie ook Z). Dat laatste Latijnse devies was trouwens ook het devies van de noest schrijvende Stijn Streuvels. Maar dit vermeldt Devoldere dit keer niet, hoewel hij in zijn boek ook een krachtig pleidooi houdt voor de Stijn Streuvels van Het leven en de dood in den ast in het stuk ‘Tot alles zingt van onvermogen’ dat volgens onze bewonderaar begint met een paukenslag. Ook de dichters Jacques Bloem en Richard Minne krijgen hier korte maar mooie pleidooien. En Devoldere is ook duidelijk een bewonderaar van de onlangs overleden dichter Menno Wigman en de nu zwijgende dichter Leonard Nolens. Wie trouwens echt wil genieten van zijn pen moet zijn essays lezen over de Franse kunstschilder Jean Boulogne (geboren in Atrecht of Arras ) en over de figuratieve en decoratieve schilderijen van de vreemde Fries Sir Lawrence Alma Tadema met telkens uiteraard de daarbij horende illustrerende foto’s.

Als classicus kon hij het niet laten ook over de schelmenroman van Petronius te schrijven en zijn hommage aan de tragische Italiaanse communist Antonio Gramsci (1891-1937) onder de titel ‘Antonio Gramsci haat de onverschilligen’ met zijn vertaling van een fragment rechtstreeks uit het Italiaans is een document van een historische meerwaarde. Het is trouwens niet de eerste keer dat hij zich buigt over deze Gramsci en over Italië. In 2012 gaf de kleine maar fijne uitgeverij P te Leuven de dichtbundel De as van Gramsci uit van de wereldberoemde cineast en dichter Pier Paolo Pasolini en dit in de vertaling van Luc Devoldere.

Aangename verrassingen

En dan zijn er ook nog een viertal totaal onverwachte verrassingen die dit kleurrijke lees- en kijkboek zo aangenaam en leerzaam maken. Er is de hommage aan de fotograaf Stephan Vanfleteren onder de toepasselijke titel ‘Gehavende waardigheid’. Er is het artikel over de plastische kunstenaar Johan van Geluwe ‘De ondraaglijke lichtheid van belgitude’ met op bladzij 96 de zeer merkwaardige foto van een installatie aan de Schelde in Oudenaarde met de borden Achtung Sie verlassen das Heilige Römische Reicch Deutscher Nation en Attention! Vous quittez le Royaume de France! En wie de geschiedenis van onze gewesten kent zal de grap van deze geslaagde installatie wel begrijpen. En ten slotte is er ‘Het woord dat recht

heeft om te bestaan’ over de mij totaal onbekende Boris Pahor (Trieste, 1913) dat een zeer schokkend en ontroerend document humain werd. Dit hele prachtboek (ik overdrijf niet!) kent slechts één schoonheidsfoutje en dat is het veel te korte en misleidende stuk over de Franse denker en schrijver Paul Valéry. Met de zeer pretentieuze titel ‘Een mislukt schrijver’.

Waar haalt hij het en hoe durft hij deze Valéry als een mislukt schrijver te beschouwen. Je moet wel zeer elitair zijn en bijna wereldvreemd om zulk een stuk te willen schrijven. Want heel dubbelzinnig schrijft Devoldere plots toch nog : Laat ons pleiten voor het lezen van Valéry, vooral dan zijn proza… Je moet bij de jezuïeten hebben gestudeerd om deze gedachtesprong te maken. Wat is het nu? Was hij nu een mislukt schrijver of niet. Maar dit is maar detailkritiek. Want dit boek is echt al bij al en prachtboek. En de geheime of verborgen bewonderaars (neen, niet de historicus-journalist Marc Reynebeau!) van de politicus en ideoloog Joris van Severen zullen ook weer genieten. Want het moet toch niet altijd over communisten en Joden gaan. Want alles is nog niet gezegd, ook niet door de erudiete en eminente essayist Luc Devoldere.

Hendrik Carette

*Was alles al gezegd, nog niet door hen, ondertitel ‘Pleidooien en aanklachten’, Luc Devoldere, Leuven: Uitgeverij P, 2021, 285 blz., 29,50 euro, ISBN 978-94-93138-40-7.

Portret

De groothertogin leeft nog, na al die glorieuze dagen en bevroren jaren

Haar debuut viel als een zonneregen boven ’t Steen.

Zij leeft nog en ligt al jaren onder een paardendeken

op haar bed als na een lange sneeuwstorm.

Zij troont op een berg van smarten of op een berg

van eenzaamheid en latente lankmoedigheid.

Alleen een prinsesje, haar bleke dochter Iris,

bestijgt die Berg om haar op zondag te bezoeken.

Maris was altijd al zwaar beladen met balladen,

mispels en camelia-bloemen als Japanse rozen.

In haar glorieperiode at zij het liefst oosterse gerechten

en soms een zilveren lepeltje met glanzende kaviaar.

Overgoten met roze champagne terwijl haar gewaden

bleven ruisen als de branding aan een maanzieke zee.

Zij was geen heks en geen zwaan en toch zie ik haar aan

als Zinaida Hippius of gewoon de dichteres Maris Bayar.

Hendrik Carette

kort essay

Wat is voor mij mooi ?

‘Mooi’ is – samen met ‘sierlijk’, ‘leuk’, ‘subliem’, ‘wonderbaarlijk’,‘magnifiek’ en vergelijkbare kwalificaties – een bijvoeglijk naamwoord dat we vaak gebruiken om iets aan te duiden wat bij ons in de smaak valt.

Umberto Eco, De geschiedenis van de schoonheid

Laat ik eerst een opsomming geven van wat ik mooi vind, want wat voor mij mooi glanst of mooi klinkt blijft voor een andere kunstliefhebber of creatieve geest wellicht minder mooi of zelfs helemaal niet mooi. In het eerste hoofdstuk ‘Het esthetisch ideaal in het oude Griekenland’ van het boek waaruit ik hierboven een citaat heb gelicht schrijft de co-auteur Girolamo de Michele (wat een mooie naam) van het boek Storia dela Bellezza (2004) : “Als Troje is ingenomen, zal Menelaos zich op zijn overspelige echtgenote storten om haar te doden, maar zijn gewapende arm zal verlamd raken bij de aanblik van Helena’s mooie, naakte borsten.”

1. Mooie naakte borsten zijn voor mij altijd mooi, maar misschien minder voor iemand die de Griekse beginselen belijdt. Hier begint al de eerste moeilijkheid. Gaat het over een (te) zware moederlijke boezem of over kleine peervormige borstjes? Kiezen we voor een Venus met Cupido als honingdief van Lucas Cranach of voor een Nimf in landschap van Jacopo Palma il Vecchio? Kiezen we voor een Rubens of kiezen we eerder voor een portret van Carel Willink?

2. Een cantate van Johann Sebastian Bach met die zacht zalvende of troostende Duitse woorden van deze organist en componist klinkt voor mij (te beluisteren met mate) altijd mooi. Ik denk dan bijvoorbeeld aan Ich habe genug (BWV 82).

3. Elk prozastukje, elke schets en elke novelle of verhaal van Nescio ontroert mij of laat mij glimlachen. En dus niet alleen zijn vier bekende novellen. Laat ik het maar zeggen: elk woord uit de pen van Nescio werd voor mij een literair Bijbelwoord.

4. Alle verhalen van de Rus Isaak Babel ontroeren mij, schokken mij en zijn en blijven voor mij eeuwig mooi (ook dankzij de wreedheid !). Denk maar aan De Rode Ruiterij of De zonde van Jezus.

5. Een paar schilderijen van de Duitse romantische kunstschilder Caspar David Friedrich vind ik soms zo mooi dat ik wel eens verlang om naar het eiland Rügen in de Oostzee te gaan om ter plekke te controleren of er nog restanten van deze genius loci zijn overgebleven.

6. De azuurblauwe Adriatische Zee is bijna altijd mooi, vooral ter hoogte van het kasteel in Duino -Trieste (Il castello di Duino) waar de literaire gigolo Rainer Maria Rilke heeft verbleven. Met het ‘Der Rilke-Pfad; im Hintergrund Schloss Duino’ . O Rilke, ik kan zijn verzen niet altijd lezen, maar ik bewonder wel zijn leven en zijn levenskunst.

7. De steden te midden van het rottende water en de watergangen: Brugge, Broekburg (Bergues), Venetië, Amsterdam, Tübingen, Syracuse) zijn stenen schrijnen van vervallen en verzonken schoonheid.

8. De Friese Waddeneilanden bezitten de etherische schoonheid van de wilde vloed en de wegebbende ebbe.

9. De in het marmer gebeitelde verzen van de Latijnse dichters en de filosofen en dichters uit het klassieke Griekenland. De laconieke beknoptheid van een uitspraak van Ovidius Naso als bij voorbeeld: Decipio diem – ik misleid de tijd. Of het begin van een distichon van Catullus: Odi et amo. – Ik haat en heb lief.

10. De polemische essays van een schrandere, sublieme, superieure geest zijn altijd mooi door de gedurfde gedachtesprongen en de bravoure die de tegenstander verbrijzelt. Slechts één voorbeeld: Willem Frederik Hermans. Zie hiervoor bij voorbeeld het boek Niet uit kwaadaardigheid / De scherpste polemieken, samengesteld en ingeleid door Max Pam (Amsterdam: De Bezige Bij, 2005).

11. Het Hooglied van Salomo uit het Oude testament in de Bijbel geprangd tussen Prediker en de profeet Jesaja is en blijft zeer mooi en zeer erotisch.

12. Het boekje L’empire des signes met foto’s en teksten van de Franse denker Roland Barthes over het mysterieuze eilandenland Nippon (Japan). Eén foto toont een buigende man en een diep buigende vrouw (beiden in Japanse klederdracht) en de filosoof Barthes schrijft als commentaar de open vraag: Qui salue qui?

En ook ik buig diep

voor zoveel schoonheid.

Hendrik Carette

Verrassing

Lut de Block in de Poëziekrant

De Poëziekrant is zowat het Staatsblad of de Parochiekrant van de lezende dichters. Deze morgen (vrijdag 2 december) viel het weer in mijn smalle brievenbus want ik ben nog altijd een abonnee. En het is een sterk nummer (november-december 2022). Vooral dan door een nieuwe reeks van twaalf prozagedichten van de onverstoorbare en onnavolgbare dichteres Lut de Block onder de overkoepelende titel Meeuwenpraat. En omdat ik nog altijdde eerste en enige havendichter ben van Zeebrugge of beter nog van Brugge aan Zee citeer ik hier even het zevende gedicht onder de titel ‘Zweefkracht’. Maar eigenlijk zou ik ze alle twaalf willen citeren. Omdat ze zo goed zijn en zo fris en frappant. En ook soms sterk moraliserend, want het moge duidelijk zijn dat de meeuwen hier via haar scherpe stem spreken over de mensen en niet omgekeerd.

“Zwaartekracht kreeg je met de paplepel mee. Zet die opzij.

Negeer materie. Zorg dat je rugzak leeg is. Aardse zaken

horen bij de aarde. Focus op lichtheid. Het is de zweefkracht

die je nu omarmen moet. Of net niet. Bij omarming klamp je

je vast zodat de zwaarte weer vrij spel krijgt. Dat moet je mijden.

Leer licht en tomeloos te zijn. Vrij als een vogel in de lucht.

Je moet het ritme van je adem volgen en je bekwamen in zweven

zwermen, wervelen. Dat is het na te streven vogelperspectief.”

Chapeau. En meteen bedenk ik dat deze dichteres sinds de dood van Christine D’haen en Aleidis Dierick zeker één van onze betere dichteressen moet zijn. En wetende dat Lut de Block ook nog filosofie heeft gestudeerd verrast zij toch nog wanneer zij hier schrijft: Aardse zaken horen bij de aarde. Laten wij aan de kust en in het achterland van Vlaanderen waar de meeuwen schreeuwen luisteren naar deze maritieme muzenstem. Ze spreekt staccato en heeft het nodige vogelperspectief.

Hendrik Carette

Retorische vraag

Zeer retorische vraag aan het dichtertje Frank de Crits

op de trappen van de Beurs in Brussel

en in het wachthuisje voor de tram naar Tervuren

God erbarme zich over de cynici. Ik ben nu cynicus.Misschien was ’t beter als ik maar heelemaal gek geworden was of overreden door de tram, wat dikwijls bijna gebeurd is. Vroeger was ik dichter. En als cynicus zeg ik: ’t was geen lolletje, voor mij niet en voor niemand. Nescio, Eerste ontroering

Houdt u ook zo van Nescio?

Hendrik Carette