Havendichter van Zeebrugge

Tweede brief uit Brugge aan Zee*

                                  

                                                     in ’t Brugse Vrije, in ’t jaar 1604

 

De watergeuzen zijn geland en onze zeearm is verzand.

De boten in de grijze verte worden groter dan groot

en schepen vergaan en zinken als een zwaar beladen boot.

De pijl van de tijd zoeft voorbij en valt achter het achterland.

 

Grotius en de vromen geloven in de Heiland en zijn woord.

Dwepers, dopers, volgelingen van Menno Simons en Calvijn  

raken verstrikt in schorren en slikken en worden vermoord

en na een tijd zal geen bosgeus nog ergens veilig zijn.   

 

Het weer is hard want de wind giert hier als een dwingeland.

Diepe beken en brede kreken leiden naar de wilde vloed

en Sluis wordt ontzet door Spinola uit het Spanjolenland.

 

Oostende, het nieuwe Troje, met dat laatste geuzengebroed

weerstaat drie jaar aan de belegering van de vijand 

en Cadzand is een eiland zonder eilanders met have en goed.   

 

 

Hendrik Carette

 

 

 

*          Dit sonnet is mijn tweede gedicht als havendichter van Zeebrugge. ‘De pijl van de tijd’ is een metafoor (misschien een metonymie) voor de tijdsdimensie. Grotius (Hugo de Groot) ontsnapte uit de gevangenis, in het Slot Loevestein waar Maas en Waal samenkomen, in een boekenkist. Menno Simons was een Fries en aanvankelijk een katholiek priester die een soort van wederdoper werd met nog altijd volgelingen in Canada en de V.S. waar zij bekend staan als Mennonieten. De Nederlandse dichteres Ida Gerhardt schreef het gedicht ‘Uittocht uit Rusland’ met als ondertitel of opdracht ‘Aan de Mennonieten uit Rusland’. Zie hiervoor haar Verzamelde gedichten (Amsterdam : Athenaeum- Polak & Van Gennep, 2010, p. 260). Het woord ‘Spanjolenland’ is een ander woord voor Spanje en bovendien rijmt het ook nog mooi op het eindwoord ‘dwingeland’  van de zevende versregel. Cadzand was nog in 1600 een eiland (zoals Walcheren, maar ook Biervliet, Axel en Hulst) en voor het beleg van het rebelse Oostende en de ontzetting van Sluis, zie hiervoor het prachtige boek De val van het nieuwe Troje, Het beleg van Oostende / 1601-1604 (Leuven : Davidsfons, 2004) van Werner Thomas (red.) n.a.v. de gelijknamige tentoonstelling in de Venetiaanse Gaanderijen in Oostende in 2004. Met bijdragen van o.m. Hugo de Schepper; ‘De Nederlanden, 1560-1604: oppositie, opstand, oorlog’. Van Luc de Vos en Etienne Rooms; ‘Tactisch een Staats, strategisch een Paaps succes. De militaire campagnes van aartshertog Albrecht tot en met de slag bij Nieuwpoort’. En ook van Joos Vermeulen; ‘Rebels Oostende: weergalm en naklank’. In zijn bijdrage schrijft Hugo de Schepper het volgende : “Na het jarenlange beleg van Oostende volgt op 20 september 1604 de val en verwoesting van deze belangrijke zeehavenstad in handen van Spinola. Met tegenzin had Maurits gevolg gegeven aan het bevel van Oldenbarnevelt om de stad te gaan ontzetten. Een maand eerder had hij weliswaar IJzendijke, Aardenburg en het strategisch belangrijke Sluis ingenomen, maar hij zocht uitvluchten om niet naar Oostende te hoeven oprukken.”  Of het eiland Cadzand toen werkelijk onbewoond was, weet ik niet; ik kan het enkel vermoeden vanuit mijn dichterlijke vrijheid. De inname van Den Briel (thans Brielle) door de Watergeuzen gebeurde op 1 april 1572. Het mooie woord Heiland doet wellicht denken aan Nun komm, der Heiden Heiland, een koraal dat in 1524 geschreven werd door Maarten Luther.   

            Al deze verwijzingen om aan te tonen en te bevestigen hoezeer mijn gedichten (soms, niet altijd) als in een soort geopoëtica nauw samenhangen met de geschiedenis en de geopolitieke situatie van het Brugse Vrije, dat in het noorden werd begrensd door de Westerschelde en in het westen door de Noordzee.    

 

 

 

KRONIEK

Mijn literair jaaroverzicht

 

 

De werkelijkheid heeft ons in de steek gelaten , het woord is nu aan de literatuur…

                                                                                  Arnon Grunberg, Apocalyps

 

 

Zowel het recalcitrante maandblad Meervoud (jan. 2013, 21ste jrg. Nr. 183) als het deftige kunsttijdschrift Vlaanderen (nr. 345, jaargang 62) publiceerden dit jaar mijn lang gedicht ‘De Duitse ziel’.

*

In de Poëziekrant van juni-juli (jaargang 37, nr. 4) verscheen vooraan ( p. 1) mijn gedicht ‘Onze levende lyriek’ opgedragen aan mijn landsman, de landjonker Benno Barnard.

*

De uitgeverij Vantilt te Nijmegen geeft de Minima Moralia of Reflecties uit het beschadigde leven uit van Theodor W. Adorno. De vertaler is  Hans Driessen die hier niet voor de eerste keer een Duitse filosoof heeft vertaald en dit denken in 153 observaties en overwegingen is zeer rigide. In het nr. 122 getiteld Monogrammen (op pagina 192 en 193 ) komt Adorno uit bij de volgende gedachte : Alleen die gedachten zijn waar die zichzelf niet begrijpen.  

*

Ton Lemaire, de zachte antropoloog die graag hout sprokkelt in het zuidwesten van Frankrijk liet zijn essays en excursies bundelen in Verre velden (Amsterdam : Ambo, 2013). Aangename lectuur, jazeker, maar blijkbaar heeft  hij nog nooit gehoord van Jean Raspail, de Franse auteur van o.m. Moi, Antoine de Tounens, roi de Patagonie  (Parijs: Albin Michel, 1981) ofwel verzwijgt hij deze man moedwillig. Zie hiervoor het hoofdstuk ‘De koning van Araucanië’ (op pagina 244 e.v. ).      

 

*  

 

Zwarte Zon (Nijmegen: Vantilt, 2013) is de titel van het nieuwste boek van Paul Claes die ditmaal de code van de hermetische poëzie decodeert. Het is een boek voor gevorderden, of hoe een geleerde erudiet op een heldere didactische wijze met voorbeelden het hermetisme ontmijnt en daarbij ook nog een schitterende bibliografie

aangeeft : van de Franse abbé Henri Bremond via Sam Dresden en Simon Vestdijk naar Gustav Hocke en Mario Praz. Paul Claes is onze grote geniale Leraar voor wie niets nog in het duister blijft.

*

Het Zeeuwse tijdschrift Ballustrada (jaargang 27, nr. 1/2, p. 90) publiceert mijn somber gedicht ‘Zien en horen in Zeeland’ en ik bezoek het oude historische havenstadje Zierikzee aan de Oosterschelde op Schouwen-Duiveland dat ook door de onvergelijkbare en onvergetelijke Nescio werd bezocht en waar de stilte nog aan de statige huizen hangt.   

*

Omdat ik een groot bewonderaar ben van de rauwe portretschilder Lucian Freud koop ik het boek Ontbijten met Lucian / Een portret van de kunstenaar Lucian Freud van Geordie Greig (Antwerpen: Ludion, 2013) en geniet twee à drie dagen bij het lezen van dit zeer losbandige leven van deze zeer excentrieke meester.

 

*

Bij een bezoek aan mijn versteende geboortestad Brugge kom ik in de drie bekende goede boekhandels binnen (Raaklijn, Demeester, De Reyghere) waar zowaar niet één exemplaar van mijn dichtbundel Een zeemeermin aan de monding van het Zwin (Gent: PoëzieCentrum, 2011) te vinden is… Ofwel waren de tientallen exemplaren al uitverkocht ofwel heeft men deze dichtbundel van een voormalige stadsgenoot niet eens besteld. Onwetendheid? Onachtzaamheid?

*

 

1913 (Amsterdam : Atlas Contact, 2013)  is de titel van het aangenaamste boek van dit lees- en leefjaar en de ondertitel luidt : ‘Het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw’ en inderdaad na dit jaar was het gedaan met de pret in Europa. De Duitse auteur Florian Illies bouwde zijn boek omheen de twaalf maanden van dat jaar. Ach, voor elk jaar zou zo’n heerlijk boek moeten bestaan.

*

 

De zeer degelijke biograaf en Duitse boekenschrijver Rüdiger Safranski van wie ik reeds zes boeken bezit heeft weer een nieuw boek op zijn naam. Ditmaal over het Duitse monument Goethe : Kunstwerk des Lebens. Maar hier wacht ik rustig tot de Nederlandse vertaling verschijnt.

 

*

Het tijdschrift Kluger Hans , dat helaas binnenkort ook al weer verdwijnt, publiceert drie van mijn nieuwe gedichten (nr. 18).  Het betreft hier ‘La vie d’un ogre’, ‘Zeven dromen uit die droomfabriek van de archaïsche lyriek’ en ‘The Cleavage’.

*

In Oostende vind ik in de boekhandel Corman het unieke boek over de geschiedenis van mijn geliefde eilandenarchipel De Wadden van Mathijs Deen (Amsterdam : Uitgeverij Thomas Rap, 2013) en verlang meer en meer om de winter van mijn leven aldaar op Vlieland of op Ameland door te brengen. En niet op Texel of op Terschelling.

*

 

In de Mededelingen (nr. 220, 18 november ) van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie verscheen onder meer mijn kort essay over de vijf jaar geleden overleden dichter Adams onder de titel ‘De torbiede Wilfried Adams’.

*

 

Het eerste nummer van de eerste jaargang van het nieuwe tijdschrift Passage is verschenen. Het ziet er zeer goed uit en zeer degelijk met zeer leesbare en relevante opstellen van Manu van der Aa, Luc Devoldere, Willem G. Westeijn, Marco Daane, Jeroen Vermeulen, Eric Min, Carl de Strycker en Stefan van den Bossche die ook de hoofdredacteur is. De ondertitel van dit blad ‘Tijdschrift voor Europese literatuur & cultuur’ klinkt wel veelbelovend.  Maar er is ook al het eminente tijdschrift Nexus  dat te Tilburg verschijnt waarvan zopas het 65ste nr. verscheen met als thema ‘De universiteit van het leven.’

*

 

Pieter Jan Verstraete vraagt toelating om mijn oud gedicht ‘Een mooie vondst’ , dat eerder in het maandblad Meervoud (nr. 9, sept. 1994) onder de titel ‘De schat van het VNV‘ werd gepubliceerd, opnieuw te mogen afdrukken in het zevende Cahier Staf de Clercq en krijgt de toelating.  

*

In Mechelen in de boekhandel De Zondvloed wordt het nieuwe boek van vriend Benno Barnard voorgesteld door de minzame man Geert Mak die evenals Benno de zoon is van een dominee. In dit boek Dagboek van een landjonker (Amsterdam: Atlas Contact, 2013) noteert Benno (op pagina 184) over mijn gedicht ‘Een vleselijke liefde’ : Geweldige, hexameterachtige verzen, tegelijkertijd opwindend en weerzinwekkend, geil en afstotelijk, Rubens en Magritte…

*

Het Liegend Konijn van Jozef Deleu brengt in het oktobernummer drie evocatieve en narratieve gedichten van mijn bevende hand. Zijn dit uitzonderlijk mooie en scherp verwoorde gedichten? Ik durf het denken. 

 

Nadat de in Brugge wonende haikudichter Herwig Verleyen het graf van mijn moeder Magda Vrielynck op het kerkhof van Brugge (Steenbrugge) heeft opgefleurd en afgeperkt schrijf ik uit dankbaarheid het lange gedicht ‘Een dag uit het leven van Herwig V.’ en plaats daarboven als citaat een vers van Michel Bartosik van wie onlangs het verzameld dichtwerk Schroomruil bij het Poëziecentrum te Gent werd uitgegeven. Mijn gedicht werd nog niet gepubliceerd, maar is te lezen op mijn blog ‘De dichter Hendrik Carette blogt’ die al bijna 5.000 bezoekers kon registreren.

*

 

Na E.L.T. Mesens in Oostende en René Magritte in Brussel breng ik in de maand november een bezoek aan de tentoonstelling Marcel Mariën te Charleroi. De humor en de prettige of erotische provocaties van deze Franstalige Antwerpenaar (collagemaker, cineast, dichter, fotograaf ) konden mij zeer bekoren en ik kocht dan ook zonder aarzelen het boek Le passager clandestin van Xavier Canonne (Anvers : Pandora Publishers, 2013). Zijn mooiste droomgedicht is wellicht ‘Le Canon’ waarin hij droomt dat hij samen met de heilige Theresa van Avila één paar vormt en zijn mooiste uitspraak is voor mij : Tous les Kennedy sont mortels. En voor onze politici : Les Belges n’ont pas de patrie. Ook over zijn reis naar China is hij weer verrassend actueel en zeer gevat: La Chine, c’est une autre planète, une planète froide où il est impossible de se réchauffer.     

*

 

De Frans-Vlaming Wido Bourel die in de Antwerpse Kempen woont heeft weer een nieuw boekje : Broekers in Waterland, Vlamingen in de moerassen van Sint-Omaars. Ik zal het zeker lezen, want ook ik bezocht een paar jaar geleden op een boot deze gekanaliseerde en ingedijkte moerassen.

*

 

Het meest recente boek van Arnon Grunberg is Apocalyps (Amsterdam : Nijgh & Van Ditmar, 2013). Het bevat eenentwintig meestal lange en soms korte verhalen die mij soms ontroeren en schokken. Zou hij de nieuwe Nederlandse Kafka zijn?

*

 

Na de dood van Dominique Venner die als heiden en Europees nationalist op 21 mei voor de Freitod koos aan het altaar in de kathedraal Notre-Dame van Parijs  zoek ik in Brussel vergeefs naar zijn boeken. Censuur bestaat nog altijd en begint in de boekhandels. Uiteindelijk – op instigatie van mijzelf – heeft de Brusselse boekentempel Tropismes dan toch nog zijn allerlaatste boek Un samouraï d’Occident / Le bréviaire des insoumis kunnen aanbieden.

 

*

De Amerikaanse succesauteur Jonathan Franzen vertaalde vier essays en één gedicht van de Weense satiricus Karl Kraus vanuit het Duits in het Engels. Het boek is dan ook een tweetalige uitgave (Duits/Engels) met bovendien diverse verklarende

voetnoten van deskundigen als Paul Reitter en Daniel Kehlmann. Het unieke boek werd uitgegeven onder de titel The Kraus Project (Londen : Fourth Estate/ HarperCollins Publishers, 2013). Het werd tijd dat de elite van de literaire wereld wat meer aandacht kreeg voor deze polemist en redacteur van Die Fackel. Welke grote uitgever geeft opnieuw al de ooit verschenen afleveringen van dit unieke tijdschrift uit? Is dit geen goede onbetaalbare hint voor de grote uitgevershuizen? Met bijvoorbeeld een lange inleiding van George Steiner.

*

 

Niet minder dan drie zeer goede en door mij zeer bewonderde schrijvers als met name Susan Sontag in haar essay ‘De stem van Walser’ uit Waar de nadruk ligt (2002). W.G. Sebald  in ‘Le promeneur solitaire’ uit het prachtige Logies in een landhuis (2012) en ten slotte het essay ‘Robert Walser’ van J.M. Coetzee in zijn uit het Engels vertaalde boek De la lecture à l’écriture (2012) wijden een essay aan de Duitstalige Zwitser Robert Walser die al vanaf 1936 niet meer schreef en twintig jaar later op een besneeuwde Kerstdag in 1936 tijdens een wandeling overleed. Ook Sontag en Sebald zijn al overleden, alleen Coetzee leeft nog in het verre avontuurlijke Australië. En volgens Renaat Ramon en Max Brod werd zelfs Kafka door de verhalen en gedichten van deze lichtvoetige Zwitser gecharmeerd. De boeken en brieven van deze mysterieuze Robert Walser zijn voor mij dit voorbije jaar dankzij die drie auteurs (een lucide Amerikaanse, een verlichte Duitser en een rigide blanke Zuid-Afrikaan die in het Engels schrijft en niet in het zo succulente Afrikaans!) mijn voornaamste literaire ervaring en ontdekking van het jaar 2013 dat al weer bijna tot het verleden behoort. Of om even mijzelf te citeren : De pijl van de tijd zoeft voorbij en valt achter hat achterland.

*

 

Van de grote leer- en vooral leesmeester Jorge Luis Borges vind ik het boek Professor Borges  (New York : New Directions, 2013) ; A Course on English Literature, in 25 avondlessen die Borges gaf van oktober 1966 tot december 1966 in het Spaans in  Buenos Aires. Het boek ontstond uit de transcripties van de opnamen voor studenten die deze lessen helaas niet konden volgen. Met als gevolg dat ik, eeuwige student, vier decennia later nu les kan volgen bij mijn geliefde professor J.L. Borges.

 

*

 

Wie zei het ook weer : Elke dichter is een jood, maar niet elke jood is een dichter. Als fervent kijker en fan van de Frans-Duitse en dus echt Europese televisiezender Arte leerde ik vier à vijf jaar  geleden de stem en het gezicht kennen van de bewogen en gedreven historicus en kunstcriticus Simon Schama. Nu heeft deze echt geleerde man een imposant boek, een magnum opus gemaakt : De geschiedenis van de Joden (Amsterdam : Atlas Contact, 2013);  het eerste deel is ‘De woorden vinden’  en eindigt in het jaar 1492  (het jaar van het Spaanse verbanningsvonnis).

*

De integrale tekst van mijn nieuwe ( achtste) dichtbundel is eindelijk persklaar (na heel veel wissen en wijzigen) en krijgt de sonore maar ook symbolische titel : Vanuit de uiterwaarden…                            

                                                                                            

                                                                                             Hendrik Carette, dec. 2013

                                                                                  vanuit het getto van Schaarbeek       

Episch gedicht bij Allerheiligen en Allerzielen

Een dag uit het leven van Herwig V.

 

                                                                                            

                                                                                             Een heiligenleven schrikt mij af

                                                                                                                     Michel Bartosik

 

Om de klok van zes stommelt hij

naar beneden in zijn slobberkleren

en verlaat het pand met zijn volgeladen stolp.

 

Om de klok van zeven stapt hij

op een rode stadsbus

naar Steenbrugge, naar het kerkhof.  

 

Daar plant hij bloemen en planten

in de bevochtigde grafgrond

bij het kruisje van Magdalena Philomena  V.

 

Hij helpt minzaam

een vroege bezoeker  

die zoekt naar een nummer en een naam.

 

En staart heel even

naar een zwarte zwaar ingezonken tombe

met een eeuwige vergunning.

 

Om de klok van elf eet hij een boterham

met kruimels, drinkt buiten een glas bier

en veegt het schuim van zijn paarse lippen.  

 

Zijn dag bij de doden eindigt met het angelus.   

Hij loopt naar de poort, stamelt een zin

van Gezelle en keert terug naar de zwanenstad.   

 

Daar wacht hij dan op de nacht;

haalt een brief uit Canada uit zijn archief

en mompelt langzaam een haiku.

 

Na de dagsluiting vlijt hij zich neer

op een veldbed

waar hij de rust vindt en de zaligheid.

 

Hij gelooft in de goedheid van zijn God

en zijn lot en droomt luid van een graf

aan de haag dicht bij de kerkhofdreef. 

 

Hendrik Carette

De torbiede Wilfried Adams

De torbiede Wilfried Adams

 

       Dit alles bewaar ik in mijn geheugen, en ik bewaar in mijn geheugen

hoe ik het geleerd heb.

                                                                                  Augustinus, Belijdenissen, X, XIII

 

Hij haatte bijna prof. dr. Hugo Brems (ik niet), en hij zou nu wellicht graag dat boekje van Marja Pruis Als je weg bent (Amsterdam : Prometheus, 2013) over het leven en de boeken van de filosofe Patricia de Martelaere hebben gelezen.  

            Hij spotte graag met de figuur van Georges van Severen (ik niet).

Wilfried bewonderde de dichter Jos de Haes (ik ook). De Brabantse dichter van  ‘Een kus in Ter Kameren’ en vooral ook de dichter van het sonnet ‘Genealogie’ dat in het sextet eindigt met de verzen Zij prikken de papillen in mijn mond, / zij zetten ’t virus in mijn aderen, / O stalmeiden en dronkaards, vaderen. (die we beiden par coeur konden reciteren). Wilfried reisde ooit naar Catalonië en kende zelfs Catalaans (ik niet). Paul Smolderen droeg het gedicht ‘Bomen’ uit zijn dichtbundel Bijna november (Antwerpen : Deus ex Machina, 1989) aan hem op en dit gedicht citeer ik hier graag in extenso :

                       Als vrouwen bomen zijn,

                       zijn mannen bladeren,

                       door de wind gestoten lover.

 

                       En in dit liegend land,

                       liefde geheten,

                       wordt het laat lente en vroeg

                       herfst. Is het altijd

 

                       bijna November. 

           

            Wilfried was bevriend met Lucienne Stassaert en met de dichter en linguïst Michel Bartosik die bijna tegelijkertijd of als het ware in dezelfde periode als  Wilfried stierf. En ook met de strenge stalinist Peter Bormans.

            Wij (Wilfried en ik) waren geen vrienden, maar ook geen vijanden. Hij gaf mij tijdens onze ontmoetingen altijd het gevoel dat hij al te bitter, al te wrokkig en vrekkig was, alsof de hele wereld hem vijandig was. Misschien was dit wel de invloed van Hugues C. Pernath die als een slagschaduw of als een literaire last op zijn schouders woog. Hij was ook helemaal geen echte Boogschutter maar had nog de invloed van het vorige teken van de dierenriem; de gevaarlijk morbide Schorpioen. Hij was immers geboren op 23 november.

            Wilfried had iets torbied : een neologisme uit ‘turbid’ (troebel door al die goedkope rode wijnen), ‘torpid’ (sloom, want hij was een leptosoom) en ‘morbid’ (somber door zijn somberte) dat mij soms afstootte. Zie voor dit nieuwe woord :  Paul Claes in zijn ‘Aantekeningen’ bij zijn vertaling van Giacomo Joyce (Antwerpen: Kritak, 1995) van James Joyce.       

            Geert van Istendael heeft hem nog bezocht in een koud hospitaal in Antwerpen en vertelde mij in Brussel op het terras van de Cirio hierover een gruwelijk verhaal. Of hoe een beklemde dichter zich van zijn ketenen en zijn naderende einde wilde bevrijden.

            Ik zoek nu naar zijn mooiste gedicht. Vergeefs. Anderen moeten dit hier voor mij doen, want helaas ik heb zelfs zijn laatste dichtbundel Met name (Leuven : Uitgeverij P, 1997) niet in mijn bezit. En zelfs in Komrij’s canon (Amsterdam: Prometheus, 2012) van de ook al dode Komrij staat hij niet (ik ook niet). Maar Wilfried zou luidop lachen en zelfs even fier en vrolijk zijn want in deze ultieme bloemlezing in honderd gedichten ontbreken ook de volgende dichters:  Paul van Ostaijen, P.C. Boutens, Jos de Haes, Hubert van Herreweghen, Paul Snoek, H.C. Pernath, Leonard Nolens, Lucienne Stassaert, en dus ook Wilfried Adams die in het register anders mooi tussen Gerrit Achterberg en Jan Arends had kunnen staan. Of in de bloemlezing chronologisch tussen de al te melige Neeltje Maria Min en de pseudo-decadente verzenbakker Jean Pierre Rawie. Het is ook nooit goed en het zal nooit meer goed komen, maar ik weet wel zeker dat Wilfried niet in zulk een bloemlezing tussen zulk een gezelschap had willen staan. Want hij mocht dan al wat torbied zijn, zijn fierheid of zijn trots (als pantser) had hij toch ook nog.

                                                                                       Hendrik Carette

                                                                                              

Rouwadvertentie

Rouwadvertentie

 

 

Een paar dagen na de dood van professor Marcel J.

staat in De Standaard onderaan de rouwadvertentie  

in kleine letters: De toga wordt gedragen.

 

Ik besef dat deze zin gericht moet zijn aan zijn levende

Leuvense collega’s. Toch rest mij één vreemde vraag:

zou Marcel ook in zijn kist zijn toga hebben gedragen?

 

Want wie weet? Aan de zware poorten van de hel

of bij het betreden van de wachtzaal voor de hemel   

helpt het dragen van dit ambtskleed misschien wel.

 

 

 

 

Hendrik Carette

Gevaarlijk gedicht

De zwarte paapse Papini

 

 

In bijna alle kerkprovincies; van Roermond tot Rome

            en van Mechelen tot Milaan

mompelden toen, in zijn tijd, bijna alle abten,

            bekeerlingen en kapelaans zijn naam.

 

Helaas in elk huis waar God als heerser huist,

            sluipt ook de Satan binnen, vermomd

als Florentijn, als jonge non, als onstuimige seminarist,

            of onzichtbaar als een onzichtbare Gog.

 

Vijf vadem diep in de Etruskische grond

            onder een grijze gebroken deksteen

ligt nu zijn wit geworden gebeente

            dat niemand opgraaft, verzamelt en vereert.

 

Hendrik Carette

Nieuw gedicht

Het enigmatische leven van Louis Baretta

 

Il faut pouvoir peindre des cris –

les clameurs de l’âme.

 

 

Werd hij beschermd door een barones?

Bleef hij een occultist tot in de kist?

 

Of was hij een schuwe gedrongen zomervogel

in de kooi van zijn krochtachtig atelier?

 

Hoe hevig was hij doordrenkt door de mystiek

en de koorts van zijn raar en naar leven?

 

Hoe dan ook: wie zijn fel besmeurde sanguines

bekijkt raakt bespat door dat bloed van Christus.

 

En haakt naar andere vragen en antwoorden.

 

Bovendien werd hij ook nog verneukt tot craquelé

door de dove kwartels van de domme kritiek.

 

 

Hendrik Carette

in memoriam

De grootste Friese dichter sinds eeuwen  

 

Werd hij in 1949 geboren in Wolvega of in Oudwoude? In Sloten of in Hindeloopen? In Sneek of in Harlingen? Vermoedelijk in Leeuwarden waar hij donderdag 7 maart is overleden. Heer Kanker kiest zijn zieken uit en maait de doden neer. De Friese dichter Tsjêbbe Hettinga was ook nog blind, zoals Homeros en Borges, maar had een prachtige ruige stem om zijn epische gedichten bijna al zingend voor te dragen in de taal waarin hij schreef : het Fries. Nog maar weinig dichters hebben de moed en de overtuiging om in een minderheidstaal als het Fries (of het Afrikaans) te leven, te lezen en te schrijven. Wie ooit de CD bij de dichtbundel Platina de zee van tien jaar geleden (Antwerpen : Atlas, 2003) met als oorspronkelijke titel Fan oer see en fierder (van overzee en verder) heeft beluisterd hoorde een zeer authentieke stem en een taal die wel wat middeleeuws of oergermaans klonk, want het Fries is geen dialect maar een West-Germaanse taal. In deze dichtbundel staat ook het krachtige prachtige gedicht ‘De Krük’ (De Kruik in de vertaling van Benno Barnard). Ook zijn eerdere tweetalige (Fries/Nederlands) bundel Vreemde kusten/ Frjemde kusten van 1995 bij dezelfde uitgever en met dezelfde vertaler was voor velen een aangename overrompelende leeservaring of  lectuuravontuur. De bundel werd uitgegeven met steun van de Provincie Friesland of mei stipe fan de Proninsje Fryslân en vooraan plaatste deze Friese bard een paar woorden als een slogan van de al even romantische dichter J. Slauerhoff : Wat een leven!

En zonder te overdrijven of al te dweperig te worden kan ik hier gerust schrijven Wat een poëzie! Het lijkt mij moeilijk om hier een voorbeeld te geven van de bijzondere sfeer en de zwaar geladen klankkleuren van deze meeslepende ijzersterke verzen, maar ik zal toch een poging doen en citeer enkele verzen uit het titelgedicht ‘Frjemde kusten’ zowel, in het frisse Fries als in het koudere Nederlands:

            Oerenlang doal ik troch it havenkertier,

Drink yn ‘e dokkroegen: ûnder de dekmantel

            Fabn nacht en neon befarre rossige

Froulju de koaien fan it wrakke skip De Wrâld

 

Of gewoon in het moderne Diets :

           

            Urenlang dool ik door het havenkwartier,

Drink in de dokkroegen: onder de dekmantel

            Van nacht en neon varen rosse vrouwen

In de kooien van het wrakke schip De Wereld

 

En dan komt natuurlijk nog de verrassende zin tussen haakjes (Met pooiers aan de pompen die de tranen Hozen).   

 

Kortom : Wie deze dichter leest komt terecht bij een echte (Friese) dichter en kan ook nog zijn levende stem aanhoren.

                                                        Hendrik Carette, Schaarbeek 9 maart 2013  

jaaroverzicht

Jaaroverzicht (2012) van mijn publicaties in diverse periodieken

 

1. Limonov : provocateur en nationaal-bolsjewist, artikel in het maandblad Meervoud nr. 173, januari 2012, p. 43.

 

2. Borges en al zijn gedichten, essay over Alle gedichten van Jorge Luis Borges vertaald door Barber van de Pol en Maarten Steenmeijer (Amsterdam : De Bezige Bij, 2011) in de Mededelingen van het C.D.R. (Centrum voor Documentatie en Reëvaluatie) nr. 191, 2 april 2012.

 

3.- Een niet zo geniale en niet zo geestige dichteres (gedicht) in het boek De Nederlandstalige poëzie in pocketformaat (samenstelling Philip Hoorne en Chrétien Breukers), Maassluis : Compaan Uitgevers, 2012, ISBN : 978-94-903749-0-7, p. 245.

 

4. – De thee van Amélie Nothomb en de gal van Patrick Roegiers, polemisch artikel in Gierik & NVT, lentenummer over Belgische Franstalige schrijvers in Parijs, nr. 114, 2012, p. 52 – 53.

 

5. – Een aristocratische hond, gedicht opgedragen aan Charlotte Mutsaers, uitgekozen door de Nederlandse website ‘De Contrabas’ in de rubriek  ‘Gedichtenforum’. 

 

6. – Het wonderlijke woordenweb van Hubert van Herreweghen (essay met een bibliografie) in TeKos, nr. 145 (2012) , p. 54 – 57.

 

7. – We zijn nog met veertig (gedicht) in het zestiende Jaarboek  Joris van Severen (Ieper: Studiecentrum Joris van Severen, 2012), p. 205, ISBN 9789076057149.

 

8. –  Voorbij de strofegrens en de witregel, essay over het magistrale studieboek De gong & de rookberg van prof. Piet Gerbrandy, in Poëziekrant, mei 2012, p. 60 – 63.     

 

9. – Begrafenis van Emil Cioran in Parijs (gedicht) in TeKos, nr. 146 (2012), p. 57

 

10. – Requiem voor Zulma of de slangenbeten van het gemis (essay over Willy Spillebeen) in kunsttijdschrift Vlaanderen, nr. 339, febr. 2012, p. 44- 46.

 

11. – Vierdelige gedichtencyclus over Nescio, in het Zeeuwse tijdschrift Ballustrada, jaargang 26 nr. 1/2 , p. 20-24, (2012) met de gedichten ‘Nescio en de oorden die hij heeft gezien’, ‘Nescio en de naaktheid van naakte vrouwen’, Nescio en de God van Nederland’, ‘Nescio en de anderen’.

 

12. – Meester Hans Memlinc (gedicht) werd gedrukt, gesigneerd  en te koop aangeboden aan de leden van de  Vriendenkring Kunst Houtland (Torhout, 2012).

 

13. – Zes gedichten (‘Gouden tijdperk’, ‘De dingen die mij omringen’, ‘Het harde vers van Ida Gerhardt’, ‘Een kasteel in Moravië, een kamp in Siberië’, ‘Aan de Adriatische Zee’, ‘De mystieke Borges’ ) in Poëziekrant, augustus-september 2012, p. 76-81.

 

14. – Laaglandse poëzie, bloemlezing met summier commentaar bij tien geliefde dichters (Michiel de Swaen, Hugo Nestor Verriest, Arnold Sauwen, Hubert van Herreweghen, Wilma Stockenström, Renaat Ramon, Henri-Floris Jespers, Herwig Verleyen, Frans Deschoemaeker en Benno Barnard) in het Zeeuwse tijdschrift Ballustrada , jaargang 26, nr. 4/5 , (2012) p. 41- 51.

 

15.- Eenentwintig Japanse haiku’s van de laatste Dietse dichter, in ADJV-Schriften, Ieper: Bijdragen tot de geschiedenis van het Algemeen Diets Jeugdverbond, nr. 21, 4de trimester, 2012, p.23-26.

   

16. – Een ware zendeling van de poëzie (In memoriam J. Bernlef) in Poëziekrant, oktober-november 2012, p. 69, jaargang 36 nr. 6.      

 

Hendrik Carette,

Schaarbeek, Driekoningen (6 januari) 2013

Gedicht

Wanneer het eigenlijk begon

 

 

                                                          Van Sapho ben ik gaan houden

                                                          sinds de vernietiging

                                                          haar teksten heeft ingekort.

                                                         

                                                          Hans Faverey, Hommage à Sapho

 

 

Lang voor Thucydides en lang

voor de komst van de Moabieten.

 

Lang voor Michiel de Swaen van Duinkerke

als heelmeester door ‘t bos en het hommelland

naar Brugge reisde

om daar zowaar in het jaar 1700…

 

Lang voor Paul Celan over de Boekawina trok

en lang voor de Duitse dichteres Ulla Hahn

zonder Teutoonse zwaartillendheid

een gedicht over Rome schreef

dat eindigde met de sonore woorden:

Minestrone Mamma mia

Dolce Duce Du…

 

Hendrik Carette