MISSIVE

Missive voor Wybrand Ganzevoort

 

 

 

Eerst reinigen we ons (het lijf en de leden), daarna

zuiveren we ook onze zondige ziel en ons geestesoog.

En dankzij een riante reisbeurs reizen we samen naar

Renesse op Schouwen-Duiveland in Zeeland.

 

Waar we eindelijk het zuivere Zeeuwse licht zien:

Jij voor een seriële structuur en ik voor deze missive,

want ook jij hebt een eeuwige vergunning en jij weet het:

een ruimte van witte ritmen vangt licht, vertaalt licht,

denkcellen vermenigvuldigen zich, breken het vlak open

licht trilt als visueel geworden muziek…   

 

Hendrik Carette

 

GEDICHT

Mijn dierbare dieren

 

                                               Charles was verwonderd over het feit dat bescheiden        aardwormen zulke veranderingen tot stand kunnen brengen.

Dr. Jan de Laender, Het verdriet van Darwin

 

 

De Tasmaanse duivel.

De blauwvoet boven het Moerenland.

De leeuw van Juda.

De muis in het huis.

De Siberische tijger.

Het zwarte paard van Heathcliff.

De valk van Valkenswaard en van de valkerij.

De roerdomp van het rietland.

De zwaan op het Finse zwanenmeer.

De ratten van Maarten ’t Hart.

De mol van Christine D’haen.

De raaf van Raversijde.

De mieren van Eugène Marais.

De gans bij het Ganzenhof.

De buffel van Saïdjah’s vader.

De wilde lama in Patagonië.

De vos op het Engelse platteland.

De adder aan de ontblote borst van Cleopatra.

De slang van het paradijs.

De witte walvis in de oceaan van Herman Melville.

De luis in de pels van de bruine beer.

De chimpansee van Paul van Ostaijen en Leo Ferré.

De duif in de duiventil van Isaak Babel

De albatros van Charles Baudelaire.

De nachtegale van Guido Gezelle.

De eenhoorn in het woud. 

De olifanten van Hannibal in de Alpen.

De bijen op de veldbloemen.

De leeuwerik aan de zomerhemel.

De aardwormen die de aarde fijnmalen

en het uitzicht van de wereld bepalen. 

 

Hendrik Carette

Brandend actueel

De Boze Blanke Man  

 

 

                                               Hoeveel vijanden hebben wij nodig? Hoe gaan we                                                 met hen om en zijn onze vijanden als vijand geboren?

                                               Arnon Grunberg, in de NRC van 29 dec. 2017

 

Sinds de strijd van de Sarmaten tegen de Scythen

op de steppen.

En van de Sorben tegen de Saksen

achter de Elbe. 

Sinds de strijd van de Saksen tegen de Normandiërs

op dat afgedreven Eiland.

Sinds de strijd van de Samen tegen alle anderen samen.

Sinds de strijd van de Ona’s tegen de schapenboeren

en het goud van de goudzoekers in Vuurland.

Sinds de strijd van de blanke Boeren tegen de Zoeloes

(werd Antjie Krog een witte negerin?)

en van de Kozakken tegen de Kazachen

aan de Kaukasus

(vergeet ook de Kalmukken en de arme koelakken niet).  

Sinds de minachting van de Parijzenaars

voor de provincialen.

En de minachting van de rijke kosmopolieten

voor de luizige lokalen. 

 

Al sinds de neergang van de Neanderthaler

(vergeet uw genen en uw chromosomen niet). 

Sinds de almaar nauwer nijpende nood

door ziekten, verwondingen en andere plagen

wacht de Boze Blanke Man op zijn naderende dood.

 

Hendrik Carette

GEDICHT

Ja, ik heb gevaren  

 

                                              

                                                                    Stranden is, in feite, het tegenovergestelde                                                                            van zinken. 

                                                                      Joseph Conrad, De zee, een spiegel

 

Ik heb op een lange kano gevaren

op de woelige wilde Urubamba

dicht bij die naakte beschilderde Indianen.

 

Ik heb op een windjammer gevaren

op een windstille zee

zonder een briesje of een zeilvaardige wind.

 

Ik heb op een Chinese jonk gevaren

van Java naar Sumatra      

te midden van getatoeëerde opiumeters en piraten.  

 

Ik heb op een Friese tjalk gevaren

op die ondiepe watervelden

van die wonderlijke waterplas, de Waddenzee.

 

Ik heb op een Russische witte bark gevaren

op de Zwarte Zee naar de haven van Odessa

en dan naar Bessarabië.

 

Ik heb op een schoener gevaren

van de kust van Cape Cod

naar de open oceaan en de eindeloze einder.

 

Ik heb op een houten kogge gevaren

van een oude Hanzestad   

naar het eiland Gotland van de Goten.

 

Ik heb op een spookschip gevaren

met Tsjêbbe, die blinde zingende schipper

en Benno en Menno; die twee dronken matrozen.

 

Ik heb op een schommelende visserskotter gevaren

op een vuile modderschuit

en zelfs op een drijvend wrak.

 

Maar nooit vergeet ik hoe ik heb gevaren 

of gepeddeld tegen de hoge golven

in mijn nauwsluitende kajak.    

 

 

Hendrik Carette

VOETNOTEN

Vijftien verdwaalde voetnoten

 

Die vermaak heeft in het lezen,

Hoeft geen eenzaamheid te vreezen.

(oud Hollands spreekwoord)

                                                        

Hoewel onze goede boekendokter Thomas Blondeau (Poperinge, 1978 – Poperinge, 2013), de schrijver van het boek Het West-Vlaams versierhandboek (Amsterdam, 2014) helaas dood is en begraven blijven er nog vele zieke lezers over.

*

Wanneer het regent in Oostende, druppelt het in Brugge, maar wanneer het erg waait op de dijk van de badstad, blijft het in Brugge windstil binnen de muren van het begijnhof en binnen de muren van wel dertig kerken en kapellen.

*

Het lot kent soms zeer veel humor : de grote wereldreiziger, anarchist, ecologist avant la lettre en geograaf Élisée Reclus stierf in Torhout in 1905 in de armen van zijn geliefde Louise de Brouckère. Nadat hij zijn hele leven bijna de hele wereld had doorkruist en verkend eindigt zijn rijk leven aldaar. Il faut mourir à Thourout.

*

De provincie West-Vlaanderen is niet zo eng en niet zo provincialistisch, want in het Westen wacht de zee en in het Noorden grenst deze grenzeloze provincie aan het Zuiden van Zeeland (Zeeuws-Vlaanderen) en in het Zuiden wordt de grens overschreden want Frans-Vlaanderen of Zuid-Vlaanderen loopt minstens tot aan de Aa in Frankrijk.

*

Elk jaar wordt Gaston Durnez jonger en jonger, straks gaat hij nog een boek schrijven over zijn geheime ontmoetingen met juffrouw Symforosa, het begijntje van Lier.

*

Het boekje Tous les chemins mènent à Bruges (Bruges: Raaklijn, 1963) van François Vermeulen is nog altijd zeer genietbaar en leesbaar. Wie weet wie deze Franstalige erudiete man was?

*

Herman de Coninck schreef ooit een mooi gedicht over Oostduinkerke en Renaat Ramon over de Moeren (Les Moëres). Hugo Verriest schreef een romantisch gedicht over het kasteel bij Rumbeke. En Rainer Maria Rilke schreef een mooi gedicht over de stad Veurne. Hugo Claus over Gistel en Oostende. En Michiel de Swaen schreef een gedicht over Ieper. En ik schreef al heel vroeg een gedicht over Damme en een gedicht over Houthulst. Maar wie schrijft ooit een mooi gedicht over Strontkerque?

*

De dichter Hubert van Herreweghen zei ooit in Brussel aan mijn broer Antoon dat de West-Vlamingen de Joden van Vlaanderen zijn en ik zal hem zeker niet tegenspreken want volgens Simon Schama waren de Joden het volk van het boek.  

*

Ook ik voel mij nu een verstandige Vlaming want ik ben nu geabonneerd op het aloude tijdschrift Biekorf, het leer- en leesblad voor alle verstandige Vlamingen gesticht door Guido Gezelle in 1890…

*

Zodra ik het groot Lot win koop ik voor mij een kleine manoir aan de kust in het mistige Normandië (Carette in de Cotentin) alsook een discrete ouderwetse Engelse sportwagen en eet ik elke dag wulken, crustacea en mollusca met een grote fles ambachtelijke cider en ’s avonds staar ik zwijgend naar de wolken boven de zee.

*

Toen Christine D’haen nog leefde stapte ik ooit op een paardenkoets in Brugge en wuifde ik naar haar aan haar statige woning op de Oude Gentweg. Maar de dichteres kon niet lachen en keek eerder sip.

*

Welke klassieke auteur of welk klassiek werk zou Patrick Lateur nu nog kunnen vertalen uit het Latijn of uit het oud Grieks? Is het geen tijd voor Archytas van Tarente, Aristarchos van Samos, Aristoxenos van Tarente, Arnobius van Sicca, Basileos ho Megas en Bruttidius. Ja, hij kan misschien al dadelijk beginnen met deze Bruttidius.

*

Stijn Streuvels had geen ordinaire snor, maar een stoere indrukwekkende knevel en hij was ook een zeer goed fotograaf. Zijn meest aangrijpende soms haarscherpe portretten zijn ‘Paula, kort voor haar vertrek naar Amsterdam’, ‘Woning op het platteland’, ‘Woning te Damme’, ‘Steenbakkers van Avelghem’, ‘Waterratten’, ‘Beste vrienden’, ‘Jongen met stier’ en vooral ‘Een boerenkeuken’ of ‘Streuvels vrijt’   waarvan ik niet één foto zonder verbazing en ontroering kan bekijken.

*

Ik houd erg veel van machtige uitwaaierende orgiastische orgelmuziek. Misschien komt dit omdat ik van vaderszijde de kleinzoon van een Brugse koster ben.

*

Recentelijk schreef ik een gedicht over Amélie Nothomb met als titel ‘Het literair fenomeen van mijn tijd en van mijn land’. Wie vertaalt dit gedicht in het Frans? En zendt het daarna, via haar trouwe uitgever Albin Michel, naar haar die ons elk jaar sinds haar debuut in 1992 elke keer weer met een nieuw boek verrast.    

 

                                                                                                         Hendrik Carette

BERICHT

 

 

 

Die ene zin van Hugo Claus die niemand nog kent of herkent

 

Onze lezers weten het of zouden het alsnog moeten weten: de dichter liegt de waarheid.

De meest leugenachtige en bijna fascistisch klinkende of racistische zin die Hugo Claus ooit schreef is deze : Ik ben van het blanke ras en ongehuwd. De eerste helft van deze zin was zeker waar. De tweede helft was zeer onwaar. Vraag het maar aan zijn weduwe of aan zijn twee (onterfde) zonen Arthur Kristel en Thomas Claus. Of vraag het maar aan Paul Claes, de grote Claus-specialist die het literaire lijk van Meester Claus tot op het bot kon ontleden of ontzenuwen en ontvlezen.  

                                                                                                                                H.C.  

 

 

 

 

 

 

Die ene zin van Hugo Claus die niemand nog kent of herkent

 

Onze lezers weten het of zouden het alsnog moeten weten: de dichter liegt de waarheid.

De meest leugenachtige en bijna fascistisch klinkende of racistische zin die Hugo Claus ooit schreef is deze : Ik ben van het blanke ras en ongehuwd. De eerste helft van deze zin was zeker waar. De tweede helft was zeer onwaar. Vraag het maar aan zijn weduwe of aan zijn twee (onterfde) zonen Arthur Kristel en Thomas Claus. Of vraag het maar aan Paul Claes, de grote Claus-specialist die het literaire lijk van Meester Claus tot op het bot kon ontleden of ontzenuwen en ontvlezen.  

                                                                                                                                H.C.  

 

 

 

wonderlijk gedicht

Het onverwachte poezengedicht

                                                                     

                                               De poes (Felix blandus susurrans) is het meest aaibare wezen van het universum.

Rudy Kousbroek, De Aaibaarheidsfactor

 

 

Stel je nu even voor dat alle mooi gestreepte huiskatten

en ook de zwarte verwilderde straatkatten in onze parken

en onze hoog ommuurde tuinen plots in één nacht zomaar

driemaal of viermaal groter

dan gewone ware grootte zouden zijn geworden

dan zouden wij, hun beangstigde bevende huisgenoten

in alle statige huizen en stinkende tuinen

(kattenpis in het gras en kattenpis in elke hoek van een nis)

al wel snel luid piepende,

naar overal vluchtende kleine bange huismuizen zijn.  

 

 

 

Hendrik Carette

BRIEF

Brief aan Benno Barnard

 

O wrede ironie: ook Guido Gezelle

was een anglofiel

en wilde ginder zelfs

een katholiek missionaris worden,

maar dat mocht niet

van de strenge bisschop van Brugge.    

                       

Beste Benno, u bent helaas geen baronet,

en toch hou ik van uw initialen

zoals bij Benjamin Britten,

Béla Bartok en Brigitte Bardot (ja, ik word oud),

Brigitte Balfoort (nee, ik blijf eeuwig jong)

en de tragische Billy Budd.

 

En wees gerust: de Picten of Schotten blijven

achter de Muur van Hadrianus.

Maar weet ook dat op dit geweldig eiland

van Angelen en Saksen

veel bastaards leven, zoals hier.

 

Beleef maar veel plezier

ginder in Brighton op de pier.

 

 

Hendrik Carette

 

 

RECENSIE

De ultieme balans van de dichter Nolens

                                                                                                        

                                                                                  Een voorlopige geringe hommage

 

In een boekhandel in Leuven op het Ladeuzeplein (we mogen al eens reclame maken voor een goede boekhandel waar je ook nog eens wordt geholpen door een rondborstige juffrouw die vriendelijk helpt bij uw zoektocht naar het goede soms onvindbare boek!) vond ik de dichtbundel Balans van de dichter Leonard Nolens. Nolens is geen vijand van mij, maar ook geen vriend. Hij lijkt bijna in alles op mijn tegenpool. Ik verklaar mij nader. In 1986 verscheen het boek Vlaams Leesboek (Tielt: Lannoo, samengesteld door Jozef Deleu en Anne Marie Musschoot) met als ondertitel ‘Een halve eeuw poëzie, proza en literair essay’. En nu komt: het als echte tegenpolen staan wij samen elk met één gedicht in deze mooie bloemlezing. Ik op pagina 96 en hij op pagina 97 omdat hij in 1947 werd geboren in Bree en ik in 1946 in Brugge. Zijn gedicht heeft als titel de eerste versregel ‘Wat ik ken, wat ik herken van jou…’ en mijn gedicht heeft als titel ‘Palimpsest’.

            Meer dan veertig jaar geleden trok hij van Bree in Limburg naar de stad Antwerpen. Meer dan dertig jaar geleden trok ik van Brugge in de kustprovincie naar Brussel. Hij speelt nog goed piano en ik was in mijn knapenjaren lid van een beroemd Brugs knapenkoor (Ons Dorado) maar kan niet meer zingen. Nolens heeft twee zonen, ik heb helaas geen dochter. Hij heeft al een indrukwekkend vijfdelig dagboek bijeen geschreven van 1056 bladzijden en ik sprokkel nog beetje bij beetje mijn voetnoten bijeen die werden gepubliceerd in de tijdschriften Radar, Kreatief, Kruispunt en TeKos (in chronologische volgorde) en binnenkort zelfs in het tijdschrift voor Europese literatuur & cultuur Passage (in het nummer over de cultboeken!). Beiden (Nolens en ik) publiceerden ooit in het beruchte verdwenen tijdschrift Labris (hij een prozatekst samen met zijn vriend Frans Denissen en ik solo met een Frans gedicht ‘Poème Impur’). In de kunstkroegen van Antwerpen heb ik Nolens een paar keer mogen ontmoeten want omdat wij beiden goed de kunstgoeroe Henri-Floris Jespers kenden en ook de dichteres Lucienne Stassaert dronken wij al eens samen een kelkje jenever of een glaasje gevuld met vuurwater. Maar dit leidde nooit tot een serieus gesprek of een diepzinnige conversatie. Nolens leek mij toen al erg op een binnenvetter of een introvert persoon en ik was toen al een luidruchtig extravert persoon en dit uiteraard ook door onze inname van spiritualiën of geestrijke vochten. Toch kan en wil ik niet ontkennen dat de ernst van deze monomane dichter en dagboekschrijver mij imponeert en soms ontroert. Toch vermoed ik dat deze dichter met deze dichtbundel van 2017 nu wel degelijk al alles heeft gezegd of beter alles heeft verwoord wat hij wilde mompelen, neuriën en optekenen. Een aantal verzen heb ik met mijn rood potlood onderstreept omdat ik dit nodig vond, een ander aantal verzen heb ik met mijn blauw potlood onderstreept. Laat ik maar beginnen met het geniale passionele rood : In het gedicht ‘Unster’ op bladzij 21 plots : de barst/ in het hart van je vriendschap met Frans (zou dit Frans Denissen niet zijn? of is het een andere Frans, en eigenlijk moet de lezer dit niet weten). Op bladzij 25 in het gedicht ‘Burengerucht’ de eindverzen Gelach en gesteggel hierboven. Ik speel mijn heldenrol/ in een keukenmeidenroman. Op bladzij 31 het beginvers van het gedicht ‘Stiltes’ : Eenzaamheid had veel bekijks / waar ik vandaan kom, het stikt ervan daar. Op bladzij 36 van het gedicht ‘Kunsten en Letteren’ : Eenvoudige woorden als waanzin, pijn, verdriet, / die zijn toch dichterlijk bekeken allang taboe. Ook de hele eerste strofe van het gedicht ‘Vlucht’ op bladzij 42 heb ik helemaal met rood omcirkeld:

            Je bleef een buitenstaander

            in de binnenstad

            en sloeg op de vlucht voor de greep

            van de groep, zijn geroep, zijn gedoe.

En ten slotte het gedicht ‘Nanacht’ op bladzij 52; het hele gonzende gedicht (Nolens gonst graag) dat begint met de versregels : De meeste mensen gaan ’s avonds graag slapen. / Steden als Antwerpen werken en feesten de halve nacht door. Bezeten machines bezitten geen bed. En dan nu het blauw. Het gedicht ‘De laatste vriend’ op bladzij 19 blijft een mysterie. Gaat dit harde gedicht over Henri-Floris Jespers of over Wilfried Adams? We zullen het wellicht nooit weten. Toch noemt Nolens soms wel namen. Het gedicht op bladzij gaat uitdrukkelijk over de Franstalige Antwerpenaar Guy Vaes. Het gedicht werd geschreven in Knokke waar zij samen mosselen aten en samen Chabliswijn dronken en is gedagtekend op oktober 2007. De tweede strofe is te mooi en te waarachtig om hier niet te citeren:

            Guy is fotograaf met een fameus talent

            voor zwijgen in drie talen en schrijven in treinen en kroegen,

            gedichten, essays en romans in dat lichtjes barokke Frans

            van Vlaamse Belgen uit de negentiende eeuw.

Wie zei ook weer dat Nolens een al te barokke en te hermetische dichter was ? Al bij al was dit voor mij een zeer leesbare bundeling van vermoedelijk een soort van verspreide gedichten of gewoon een bundeling van een aantal nog resterende gedichten. En dankzij het lezen van deze gedichten begon ik aan het lezen en herlezen van zijn zeer imposant en indringend vijfdelig “Dagboek van een dichter 1979 – 2007” (Amsterdam : Querido, 2009) waarin ik als in een dik Bijbelboek met een harde donkerrode kaft en een gouden leeslint bijna alles vond wat ik absoluut nog ooit aan deze droevige dichten wilde vragen. Wat hij verzwijgt of verbergt is en blijft zijn zaak. Zijn geheim(en). Al is Nolens (soms) duister, hij zet zich (soms) glanzend uit.

                                                                                                                     Hendrik Carette

* Balans, Leonard Nolens, Amsterdam : Querido, 2017, 16,99 euro, ISBN 978 90 214 08552, 53 pp.

ADVERTENTIE

 

 

 

 

 

 

                                Lees eens een echte dichter:

                        Panorama’s en portretten

 

                                                 van

 

                                         Hendrik Carette

 

                        Dordrecht: Uitgeverij Liverse, 1e druk 2018 

 

         (ISBN 978 94 92519 24 5, verkoopprijs 21, 95 euro, 132 blz.)

 

Te bestellen bij de goede boekhandelaar of rechtstreeks bij de uitgever

info@liverse.nl