GEDICHT

Een treinreis naar het noorden des lands

                                 voor de haikudichter Herwig Verleyen

 

Een koterij, een weiland, een silo en een korenveld schuiven voorbij.

Dit is een land voor grutters (grauwe erwten) en norse grondwerkers.  

 

Triangels tintelen en rinkelen aan slagbomen met rode noodsignalen

en trage zwarte rivieren verdwijnen in tunnels en stilstaande kanalen.

 

Schonkige koebeesten schurken zich tegen de wind en een bleek kind

blijft naar ons wuiven tot onze wagon verglijdt over een ijzeren brug.

 

Het linnen ligt gewassen op het Groninger gras. Een melkmeisje lacht.          

Onze trein rolt noordwaarts naar waar de nacht en de veerboot wacht.

 

Hendrik Carette