TWEE PASTICHES

Twee pastiches bij het lezen en wegen van het gedicht ‘Brak’ van de dichter Hubert van Herreweghen

 

Brimstig  

 

Het is een borst die gij moet vinden,

het is een boezem, geen melkerij.

Ik die al vroeg mijn min beminde

die mij haar boezem gaf,

ik staar naar elke mooie decolleté

als een zieke obsédé

die smacht en niet wacht op de nacht.

Het is een borst die ik moet vinden,

het is een boezem, geen melkerij.

De boezems die mijn jeugd verblijdden,

de strelingen in de sponde, het zuchten,

de vleselijke liefde en de hogere honing.

De diepe geul tussen twee forse borsten

maakt mij hevig en brimstig,

mijn hand en mijn mond daarnaar verlangt.

Het is een borst die ik moet vinden,

het is een boezem, geen melkerij.

 

 

Plastisch

 

Het is een doek dat gij moet spannen,

het is een marine, geen stilleven.

Ik die al vroeg schetste en etste

en aquarelleerde in de duinen

die de zee kon horen wanneer ik goed

luisterde in een Brussels tuintje

met de beelden van Egmont en Hoorne.

Het is een doek dat ik moet spannen,

het is een marine, geen stilleven.

Ik die huppel en spring bij mijn schildersezel

bij mijn miniaturen en mijn aardewerk

met het blauwsel aan de hemel

en de varens in de schaduw op de aarde.

Als akkerman, landman, wandelaar

zeg ik de dingen die ik zag en ‘k zing.

Het is een doek dat ik moet spannen,

het is een marine, geen stilleven.

 

Hendrik Carette

GEDICHT

Vallis Augustana (Val d’Aoûta)

 

In de stad Aosta zullen wij weer samenkomen

alsof wij daar de Vlaamse vlakte

en de woelige Noordzee hadden begraven.

 

Onder het donkere licht van de maan

zullen we dan samen gaan naar de Witte Berg

op de besneeuwde bergpas

waar Karel de Grote van Aken naar Rome trok

en tien eeuwen later Napoleon naar Milaan.

 

In de vallei zullen we glijden langs de ravijnen

om de berglucht in te ademen

en te ontbijten in het hospice met geitenmelk,

Italiaans brood, Japanse thee en Franse eieren.

 

Hendrik Carette

In Memoriam

Waarde Lezers en Lezeressen,                                   Schaarbeek, 5 februari 2020

 

 

Gisteren hoorde ik dat de essayist en cultuurfilosoof George Steineroverleden is en vandaag las ik in de krant De Standaard op bladzij 33 een mooi artikel ‘De man die mij leerde wat en hoe te lezen’ van Alexander Rooseover zijnlectuuravontuur met deze wonderlijke man. Een aantal jaren geleden was ik aanwezig in een aula van de katholieke universiteit van Tilburg om Steiner aldaar te horen spreken. Het was trouwens het tijdschrift Nexus dat deze lezing (in het Engels) organiseerde.

Maar voor mijn lezers en lezeressen verwijs ik hier even naar het gedicht ‘Een apologie van George Steiner’ op bladzij 20 van mijn dichtbundel Een zeemeermin aan de monding van het Zwin (Gent: PoëzieCentrum, 2011) dat ik hier graag in extenso citeer:

 

Een apologie van George Steiner        

 

Nadat het verval van het woord was begonnen en het contract werd verbroken.

Nadat hij de grammatica van de schepping voor de aartsvaders had verklaard.

 

Nadat de stringente Steiner, als laatste erudiet en styliet, zelfs één seizoen

In de hel en tot aan de valbrug van het kasteel van Blauwbaard had gestaan.

 

Nadat de citerende geleerde met zijn hang naar het absolute, na Babel, maar

vóór de ineenstorting van de wereldtoren, ook zijn errata had neergeschreven,

 

liet God, de God van de volheid der tijden en van de diaspora, onder apocalyptisch

applaus van zijn engelen in de hemel, de ladder van Jacob nog één keer neer. 

  

Hendrik Carette