Twee pastiches bij het lezen en wegen van het gedicht ‘Brak’ van de dichter Hubert van Herreweghen
Brimstig
Het is een borst die gij moet vinden,
het is een boezem, geen melkerij.
Ik die al vroeg mijn min beminde
die mij haar boezem gaf,
ik staar naar elke mooie decolleté
als een zieke obsédé
die smacht en niet wacht op de nacht.
Het is een borst die ik moet vinden,
het is een boezem, geen melkerij.
De boezems die mijn jeugd verblijdden,
de strelingen in de sponde, het zuchten,
de vleselijke liefde en de hogere honing.
De diepe geul tussen twee forse borsten
maakt mij hevig en brimstig,
mijn hand en mijn mond daarnaar verlangt.
Het is een borst die ik moet vinden,
het is een boezem, geen melkerij.
Plastisch
Het is een doek dat gij moet spannen,
het is een marine, geen stilleven.
Ik die al vroeg schetste en etste
en aquarelleerde in de duinen
die de zee kon horen wanneer ik goed
luisterde in een Brussels tuintje
met de beelden van Egmont en Hoorne.
Het is een doek dat ik moet spannen,
het is een marine, geen stilleven.
Ik die huppel en spring bij mijn schildersezel
bij mijn miniaturen en mijn aardewerk
met het blauwsel aan de hemel
en de varens in de schaduw op de aarde.
Als akkerman, landman, wandelaar
zeg ik de dingen die ik zag en ‘k zing.
Het is een doek dat ik moet spannen,
het is een marine, geen stilleven.
Hendrik Carette