bedenking bij het overlijden van György Konrad

Mijn galerij van geliefde Joodse schrijvers (bij de dood van György Konrad)  

                                                                                  Benno Barnard vroeg mij ooit hier in Brussel (het was in de Cirio, een deftige ouderwetse brasserie bij de Beurs) of ik een antisemiet was en ik antwoordde natuurlijk ben ik dat niet; ik ben een filosemiet.

 

  1. De Russisch-joodse schrijver Isaak Babel was de eerste. Zijn korte bloedige en meeslepende verhalen in De Rode Ruiterijmaakten mij bijna gek van bewondering en medeleven. Nadien las ik alles van deze Babel zelfs zijn Brieven naar Brussel 1925 – 1939 (1970: Moussault Uitgeverij).
  2. Een Hollandse vriendin gaf mij de dichtbundel Wie een hoefijzer vindt(Amsterdam: Van Oorschot, 1974) in de vertaling van Kees Verheul. En ja, ik vond het hoefijzer van de dichter Osip Mandelstam die op bevel van Stalin werd kaltgestellt. Zijn gedicht over Stalin was en is uniek. Later las ik zelfs de twee dikke boekdelen van zijn bewonderenswaardige weduwe Nadedja die alles had bewaard in haar hart en dus ook in haar geheugen. 
  3. De derde Jood die mijn lectuuravontuur binnendrong was de Oostenrijker Joseph Roth en al in de jaren tachtig van de vorige eeuw besprak ik met enthousiasme zijn roman Radetzkymarsch in het letterkundig tijdschrift Diogenes dat helaas niet meer bestaat en verschijnt. En meer en meer begon ik te beseffen dat de Habsburgse dubbelmonarchie of de toenmalige natiestaat Oostenrijk-Hongarije in het midden van Europa beter langer had bestaan.
  4. De vierde schrijver in deze galerij is de Hongaars-joodse schrijver György Konrad die zopas, op 13 september jl. in Boedapest, is overleden en van wie het essay-boek De oude brug met als ondertitel ‘Dagboekaantekeningen en overpeinzingen uit de jaren tachtig en negentig’ (Amsterdam: Van Gennep, 1997) mij nog altijd fascineert en waarin ik vele passages met mijn potlood heb onderstreept.
  5. Ook Lev Trotski was een jood en van deze man bewaar ik het indringende en zeer relevante boek Literatuur en revolutie (Amsterdam: De Arbeiderspers, 1982) met een flauw nawoord van Karel van het Reve en een belangrijke brief van de Italiaan Antonio Gramsci van 1922 ‘Brief van kameraad Gramsci over het Italiaanse futurisme’. 
  6. Ook de mystieke jood en filosoof Martin Buber blijft voor mij een belangrijk auteur en door de uitgeverij Erven J. Bijleveld te Utrecht werden niet minder dan vier boeken van deze denker en cultuurfilosoof in het Nederlands uitgegeven.
  7. En ten slotte nog recentelijk kocht ik het boek van een andere Roth, met name Philip Roth, met de sprekende titel Waarom schrijven? met als ondertitel ‘verzamelde non-fictie, 1960-2013, (Amsterdam : De Bezige Bij, 2018). En deze Amerikaanse jood stelt vragen die niemand anders kon en durfde vragen. Of gewoon echte levensvragen.

 

En ik som deze geliefde of door mij bewonderde schrijvers hier even op  om aan te duiden wie en wat mij heeft beïnvloed, want hoewel ik door de Muzen ben aangeraakt ben ik ook door Joodse denkers aangeraakt. En dan vergeet ik nog de gloedvolle Simon Schama die de geschiedenis van de joden in twee lijvige boeken heeft gegoten.

 

En dit alles schreef ik in een resolute opwelling op om duidelijk te maken wat ik voelde bij de dood van Konrad bij wie ik o.m. de gelukkige term of de uitdrukking aardse vindplaatsenvond.

 

                                                                                             Hendrik Carette

                                                                      Schaarbeek, 15 september 2019