Zestien rijmende ongerijmdheden
Poëzie is een spel dat voor de spelers bittere ernst is.
Greshoff, Nachtschade
1. Ja, ik bewonder beiden: Blaise Pascal en Blaise Cendrars
maar ook de poëet René Char en zelfs Marguerite Yourcenar.
2. De Roemeen Cioran was groot en Peter Sloterdijk is zijn profeet
doch noch in Leiden, noch in Leuven hoor ik iemand die het weet.
3. Gerrit Komrij was geen fabeldier; daarom stierf hij alhier
in Amsterdam en niet in Lissabon, in Cadix of in Algiers.
4. De leraar van de bloedige keizer Nero was de wijze Seneca
die eerder door keizer Claudius werd verbannen naar Corsica.
5. Toen Tacitus nog leefde beefde elke Romein voor de Germanen
vooral tijdens de opstand van de Friezen en van de Bataven.
6. De eerste minnares van Borges luisterde naar de naam Ulrica.
Later volgden nog de mooie namen van Beatriz, Lisa en Elvira.
7. Mijn vader was geen gewone staartloze mensaap
en ik was een wonderkind en een wonderknaap.
8. De taal van Christine D’haen was altijd rijk en eerder ongewoon.
En ik luisterde al vroeg naar de stem van haar machtige demon.
9. Paul Claes is een eminente essayist, vertaler en exegeet.
Toch vermoed ik, nee ik weet dat zelfs hij niet alles weet.
10. Ik houd van Amélie Nothomb met haar hoge zwarte hoed.
Zij weet dit niet, maar zo is en blijft het beter dan goed.
11. De Russische dichter Velimir Chlebnikov lachte in zijn gedicht
‘Bezwering door lachen’ met allen die lachten in zijn gezicht.
12. Mijn vermogen om te bewonderen zonder afgunst
gaat samen met mijn aandacht voor de hoge kunst.
13. In mijn chaotische bibliotheek heb ik goede boeken
want ik zoek naar de waarheid in de vier hoeken.
14. Onder het licht van de leeslamp kan ik verdwijnen,
almaar hoger en lichter zweven en alles ontstijgen.
15. De dood lijkt op een varaan of een vreselijke draak
die ons wil bijten en doden tijdens onze slaap.
16. Met een voorkeur voor de bitterheid van het leven
wacht ik niet op uw zegen of op de klok van negen.
Hendrik CARETTE