Gaston Durnez en zijn dode vrienden
Is dit het laatste boek van Gaston Durnez? (Wervik, 1928). Wellicht, want hij is al negentig jaar jong (Maria Rosseels noemde hem steevast de jongeling) en in zijn nieuwste boek Een mens is maar een wandelaar herinnert hij ons aan het kleurrijke bestaan van bijzondere figuren die hij in levende lijve heeft mogen ontmoeten. Over Felix Timmermans schreef hij al een dik boek of een biografie (Tielt: Lannoo, 2000). Een journalist is maar een snuffelaar zou ik wat oneerbiedig kunnen parafraseren. Maar in zijn bijzonder geval dan wel een met een goede smaak, een goede stijl en altijd een gevoel voor humor (hij schreef ook een boek over de Engelse schrijver Chesterton) en met gerijpte levenswijsheid. Durnez vergat zelden een detail of een anekdote en dit maakt al zijn boeken zo aangenaam leesbaar.
Gaston Durnez werkte al sinds kort na de tweede wereldoorlog als een man van de krant of als een razende reporter (gebroken armen en benen) en later als een literair journalist, kroniekschrijver en speurder. Hij werd nooit hoofdredacteur van een Vlaamse krant maar wel een beroemde biograaf en een degelijk letterkundige, of iemand die zeer goed de letteren kent. Dit blijkt vooral sinds zijn pensionering. Denken we maar aan zijn boek De krekels van de Provence (Tielt: Lannoo, 2004) en zijn monumentale werk over de geschiedenis van zijn dagblad de eertijds zo strijdbare en herkenbare De Standaard.
De journalist is maar een snuffelaar
De titel van zijn boek Een mens is maar een wandelaar heeft hij ontleend aan een vers van de dichter Bert Decorte en deze opent als eerste dit boek waarin Gaston Durnez niet minder dan dat 29 portretten schetst van beroemde of allicht helaas al vergeten figuren. En mijn parafrase van hierboven is in het geval van Durnez geheel en al ontkracht. De namenlijst van de hier zo diep-menselijk (Durnez leefde mee met al deze mensen of had telkens de nodige empathie en ook bewondering) geportretteerde figuren is en blijft indrukwekkend. Ik denk dan aan namen als John Flanders (alias Jean Ray en met zijn echte naam Raymond Jean de Kremer), de pater Constant van Gestel, de historicus Albert de Jonghe, de fotograaf Paul Van den Abeele, de kajotter Eugeen Coine, de journaliste en schrijfster Maria Rosssels, de schrijvende West-Vlaming André Demedts, de jezuïet Max Wildiers, de burgemeester en journalist Emiel van Cauwelaert (de vader van de nu beter bekende Rik van Cauwelaert), de auteur Herman Bossier, de seizoenarbeiders of Fransmannen die elk jaar nog naar het noorden van Frankrijk trokken om daar ten tijde van Arm Vlaanderen en nog lang daarna tot diep in de vorige eeuw een harde strijd voor hun bestaan streden, de heemkundige Dr. Jozef Weyns, de plastische kunstenaar Ray Gilles, de bekende Aalsterse schrijver Louis Paul Boon, de voormalige Dinaso Luc Delafortrie die ook de kleinzoon was van de priester Pieter Daens, de voormalige eerste minister Théo Lefèvre uit de Franstalige Gentse bourgeoisie, de nu vergeten bestsellerschrijver Paul Lebeau , de Kempense voorman Emiel van Hemeldonck, de verteller Ernest Claes, de voormalige rector van het wereldberoemde Europacollege in Brugge, de Antwerpse auteur en magisch-realist Hubert Lampo, de pater Ulrik Geniets, de saviste Coralina de Maegd, de auteur Steven Debroey, Albert de Smaele (volgens Durnez ‘de grootste Vlaamse krantenuitgever van de vorige eeuw’) en te slotte de Brabantse dichter Hubert van Herreweghen die pas twee jaar geleden is overleden.
Redden van de vergetelheid
Al deze figuren zijn uiteraard al dood en begraven en omdat Durnez als schrijver zo’n hoge eerbiedwaardige leeftijd heeft bereikt is hij een echte bevoorrechte getuige en kon hij goed al deze levensverhalen samenvatten en elke keer weer in een tien à vijftien bladzijden redden van de vergetelheid. De opsomming van al deze namen deed ik hier met opzet om aan te tonen hoeveel mensen Durnez als het ware ambtshave heeft mogen ontmoeten en ook om zowel onze jongere en onze oudere lezers aan te sporen om dit merkwaardige boek te lezen. Niemand anders dan Gaston Durnez kon dit zo doen. En al bij al is het misschien spijtig dat hij nog niet meer van zulke portetten heeft gemaakt. Hij moet een goed en groot archief hebben bewaard en ook een zeer goed geheugen. Zou hij ooit niet de declamator Antoon van der Plaetse hebben ontmoet in Tielt of in andere winderige en wakke West-Vlaamse oorden. En Mark Grammens moet hij toch ook goed hebben gekend. Om nog maar te zwijgen van de omstreden priester Cyriel Verschaeve of de voormalige gevreesde hoofdredacteur van De Standaard Manu Ruys? Of wat te denken van zijn ontmoetingen met André Leysen, de Antwerpse industrieel en redder van De Standaard. Of zelfs zijn reactie op de weglating van het ooit zo bekende logo AVV/VVK door de latere hoofdredacteur Peter Vandermeersch die nu als een nieuwe Nederbelg in het noorden verblijft. En wat denkt Gaston Durnez van Mia Doornaert? We zullen het wellicht nooit weten, tenzij de monkelende minzame Gaston (bewuste Vlaming en katholiek en een strijder in de ontvoogdingstrijd!) misschien toch nog in een later boek zijn doos van Pandora opent en ons opnieuw alles vertelt wat hij niet meer wilde of durfde vertellen. Sommige mensen die in dit boek opdagen krijgen dankzij dit boek zowaar nog een postuum eerherstel. En dit is een daad van rechtvaardigheid. Of soms een hommage voor al deze figuren die het arme Vlaanderen weer rijk hebben gemaakt. En dit door het verleden niet te vergeten door het schrijven van dit kostbaar herinneringsboek.
Hendrik Carette
* Een mens is maar een wandelaar , door Gaston Durnez, Antwerpen: uitgeverijen Standaard en Davidsfonds, 2018, 432 pp., 29,99 euro, ISBN 978 90 5908 947 1, met telkens 29 foto’ s.