Van Aalbeke naar Zumarraga : exit van een exuberante historicus en journalist
Christian Dutoit werd geboren in Kortrijk op 15 mei 1956, en overleed recentelijk op 19 juni 2016 in Zumarraga in Spaans Baskenland. Jules Dutoit, zijn vader, leerde hem dit land kennen met de mooie steden Donostia (in het Spaans San Sebastian) en Bilbao en de dorpjes op de flanken of in de valleien van dit bergachtig land. Eén van zijn hilarisch grappige uitspraken was trouwens : de Basken zijn een woest bergvolk, de West-Vlamingen zijn een woest herbergvolk. Na de klassieke humaniora (Latijn-Grieks) studeerde hij Moderne Geschiedenis in Kortrijk en in Leuven en zijn licentiaatsthesis handelde over de Vlaamse communist Jef van Extergem, een tekst die hij lichtelijk herwerkte voor zijn boek dat in 1983 verscheen bij Walter Soethoudt te Antwerpen : Jef van Extergem en de Vlaamse Beweging. In 1983 huwde hij met de huisarts Hilde Anciaux die haar vader, de politicus Vic Anciaux, opvolgde in Machelen. Hij verhuisde van de Hooikaai vlak bij de schouwburg van de toen nog Vlaamse K.V.S. naar het nog wat landelijke Machelen waar hij echter nooit goed kon aarden. Zijn hart was toen al verpand aan de stad Brussel waar hij in het oude historische centrum of binnen de vijfhoek een bekende figuur werd in de meest verdachte, zowel volkse als elitaire kroegen. In 1984 verscheen dan bij de toenmalige uitgever Mark Grammens te Brussel zijn boekje in de reeks ‘Aktueel’ De Basken en hun strijd dat geen pamflet was, maar een historisch overzicht van de culturele en de politieke strijd van dit oude bergvolk dat al voorkomt in het Middelnederlandse Franse Roelantslied La Chanson de Roland. Van 1982 tot en met 1986 was hij kabinetsmedewerker van minister Hugo Schiltz (toen nog de Vlaamse Executieve) want hij was uiteraard toen nog een veel belovende schoonzoon van de toenmalige partijvoorzitter van de Volksunie. Later of in diezelfde periode werd hij redactiesecretaris van het weekblad De Nieuwe dat hij onder de leiding van Mark Grammens en Henri-Floris Jespers (de toenmalige perschef van Hugo Schiltz) nieuw leven wou inblazen. Wat helaas niet meer helemaal slaagde. Een andere typerende geestige uitspraak was dan in dit verband : Vlaanderen is hier nog niet rijp voor. Nog een andere klassieke uitspraak van Christan Dutoit was ook : De geschiedenis zal hierover oordelen. In diezelfde periode reisde hij ook tweemaal naar Afrika, één keer naar de Westelijke Sahara en één keer naar Eritrea, twee landen waar toen nog zwaar gevochten werd voor de onafhankelijkheid. En als journalist belandde hij ooit in de onmiddellijke nabijheid van Jean-Marie Le Pen, die hem plots tijdens een maaltijd vroeg: et vous Monsieur Dutoit vous êtes de quel côté?, waarop Christian gevat en laconiek antwoordde: Moi, Monsieur Le Président, je suis du bon côté… waarop vader Le Pen ten onrechte was gerustgesteld. Kort na zijn kabinetsperiode stichtte hij zijn eigen zakenkantoor (voor vertalingen, publiciteit en public relations) op de Square Marie-Louise in Brussel dicht bij het IPC (het Internationaal Perscentrum) en dicht bij het Schumannplein en dat deed mij toch een beetje denken aan het kantoor van Fons de Ridder (Willem Elsschot) waar het Algemeen Wereldtijdschrift werd uitgegeven. Want toen ik hem voor het eerst ontmoette, in 1983, dacht ik toch al een beetje aan die zin uit het eerste hoofdstuk ‘De ontmoeting’ in Lijmen: Hij zag er voorspoedig en burgerlijk uit, als een man van zaken… Zijn zaak (van Christian) ging nooit failliet, maar zijn excessieve levenswandel in een walm van dure dikke sigaren en spiritualiën leidde hem na een vijftal jaren al snel naar de idee om een soort van privéclub te openen en uit te baten. Aanvankelijk in de Lakensestraat waar ik toen al de meest kleurrijke figuren ontmoette zoals de generaal op rust van het A.B.L. (Armée Belge/ Belgisch Leger) Piet de Groof, de advocaat en voormalig politicus Daniël Deconinck, de journalist en schrijver Johan de Roey, Edgard Delvo, de voormalige volgeling van Hendrik de Man en voorts ook nog overtuigde volgelingen of geheime leden van het Ierse I.R.A en het Baskische E.T.A., de Vlaamse niet-orthodoxe marxist en ideoloog Antoon Roosens en andere activisten, journalisten en lagere of hogere ambtenaren (ik denk dan aan Frans Adang die ook kabinetsmedewerker was van Hugo Schiltz en een voormalig lid van de V.M.O.) die aldaar even verdwaald waren of regelmatig opnieuw opdoken om samen te discussiëren en een versnapering tot ons te nemen. Want Christian zèlf sprak graag in een soort van archaïserende en licht spottende taal. Zo zei hij nooit : Excuseer mij, maar verschoning. Ook sprak hij nooit van een homofiel, maar van iemand die de Griekse beginselen was toegedaan. Later verhuisde zijn club, het Baskisch of het Vlaams Huis, naar de Zinnikstraat in de grauwe buurt van het Anneessensplein om uiteindelijk te verhuizen naar de rustiger en deftiger straat dicht bij de neutrale zone rondom het parlement met de haast symbolische naam : Drukpersstraat die ik algauw veranderde in de Sluikpersstraat. En de betreurde journalist (toen nog bij de Vlaamsgezinde De Standaard) Luk Neuckermans met zijn toentertijd bekende humor en zijn lichte ironie omschreef het huis in de Lakensestraat toen al terecht als een waar rovershol. Christian had duidelijk twee unieke leefwerelden : het Baskenland, maar ook het nabije Frans-Vlaanderen dat hij graag met de auto doorkruiste om er op zijn manier soms een echte cultureel-culinaire zwerftocht van te maken. Als historicus wist hij heel veel over dit voorgoed verloren wingewest tussen de rivier de Aa en de Frans-Belgische grens die wij veelal passeerden in Proven om dan via Wormhout, Waten en Warhem op het Blootland (op de Michelin-kaarten aangeduid met Le pays nu) te arriveren in een bruin café, een oude staminee of een heerlijk restaurant. Hij kon toen nog eten en drinken als een tempelier. En ik denk dat hij maar vier à vijf uur slaap nodig had. Helaas, al zijn talrijke vrienden die hem nog onlangs op de Grote Markt van Brussel in La Chaloupe hebben gezien, voelden aan dat dit wellicht zijn laatste afscheidsfeest zou worden.
De urn met zijn as wordt één dezer dagen door zijn levensgezel Bernard Daelemans verplaatst van het Baskenland naar de hoofdstad van Vlaanderen maar het is zeer de vraag of het beruchte en meestal doodgezwegen maandblad Meervoud (zijn levenswerk) zal blijven bestaan en dus zal blijven verschijnen… Adieu Christian. Ik zie je wel in de hel, waar de gevallen engelen zingen en zinderen… Hendrik Carette