Commentaar van Carette

Sloebers, schurken of strijders?

 

 Van de grote Griekse filosoof Herakleitos van Efeze uit de zesde eeuw voor Christus die wel eens ten onrechte of met reden de duistere wordt genoemd zijn twee fragmenten bewaard die de strijders tegen de godsdienstwaanzin van de fanatieke moslims goed moeten aanhoren. De eerste luidt als volgt  “Strijd is de vader van allen, de vorst van allen. De een laat hij god worden, de ander mens; de een maakt hij slaaf, de ander vrij.” (p. 95 in het boek Alles stroomt, vertaald en toegelicht door Paul Claes) en het tweede fragment (op p. 82) is niet minder verrassend en passend voor het wankelende weke Europa : “Een bevolking dient de wet even goed te verdedigen als de wallen.” Het korte commentaar van Paul Claes “Zoals wallen dienen om uitwendige gevaren af te wenden, dienen wetten om inwendige spanningen te beheersen.” moge duidelijk en eenvoudig klinken, deze raadgeving van Herakleitos wordt in dit oude verziekte Europa al lang niet meer toegepast, met al de nu meer dan ooit bloedig dramatische gevolgen. De vraag of de jonge terroristen uit Molenbeek, Schaarbeek en andere verpauperde en vervuilde oorden arme sloebers zijn, echte schurken of moedige strijders is absoluut niet meer relevant. De vraag is of het Westen zich wil en kan en durft verweren tegen de vloed van de zich almaar herhalende migratiegolven en tegen de politieke ideologie van de zeer strijdbare (alleen al demografisch gezien!) islam met haar tentakels in alle grote Europese steden.

Als lemmingen

En je moet geen demagogische extremist zijn om nu, na de laffe aanslagen in Parijs, eindelijk te beseffen dat de zogenaamde Westerse democratieën zich alom en allerwegen als lemmingen blindelings in de afgrond van de collectieve zelfmoord laten duwen. De strijders van de Islamitische Staat met zwarte vlaggen op hun jeeps zou men met enige filmische fantasie nog als idealistische krijgers kunnen zien. Maar de gemaskerde of ongemaskerde jonge fanatieke moslims in Parijs met hun Russische aanvalsgeweren waren hopeloze schurken die misschien enkel nog hoopten op een denkbeeldig martelaarschap en een al even denkbeeldige beloning in een (zeer saai) paradijs met gesluierde, gehoorzame maagden. Waar iedereen de saaie Koran leest en niemand mag zingen of een goed glas wijn mag drinken.                                                                                                                      

Hendrik Carette