In memoriam Eriek Verpale
(1952-2015)
Ik rouw om de bijen. Vijandig tegenover elkaar staande legers hebben ze uitgeroeid. In Wolhynië zijn geen bijen meer.
Isaak Babel, De weg naar Brody
Wie als dichter en raté, als épistolier en romancier gewoon geboren werd in Zelzate om te sterven in Ertvelde, Wachtebeke, Lebbeke of Strontkerque zoekt algauw zelf zijn ongeluk. Denk maar aan de mooie jonge man Thomas Blondeau die in Poperinge werd geboren en daar ook stierf. Als dichter moet je in Brugge het eerste levenslicht hebben gezien zoals Anthonis de Roovere, Guido Gezelle, Bart Vonck, Hugo Claus, Marcel van Maele, Renaat Ramon, Serge Largot, Jan van der Hoeven en ondergetekende. Of er ten minste waardig of onwaardig sterven zoals Christine D’haen, Jotie T’Hooft en Marcel Wyseur. Antwerpen en Amsterdam of Maastricht en Middelburg, dat gaat ook nog een beetje. Maar Zelzate. Is dat niet het Meetjesland? Voor een dichter is dit verschrikkelijk. Eric was dan ook geen echte dichter, hij zei het zelf aan het begin van Op de trappen van Algiers (Ertvelde: Uitgeverij E. Van Hyfte, 1980) in het eerste vers van het eerste gedicht :
Slechts schraal en van elke overdaad
ontdaan is mijn taal, mijn mondvoorraad (…)
Eric was een zeer goede verteller en brievenschrijver. De verhalen ‘Bella’ en ‘Schoon Belleken’ zijn wonderlijk mooi en ontroerend omdat de toon en de sfeer ook zeer menselijk blijven. En ik zie nog altijd het schilderij met het portret dat hij ooit maakte van de Russische jood Isaak Babel. Het had als passende titel ‘De brillenman’, want hij was zelf ook zo’n lelijk brillenmannetje. Zijn hoofd was eivormig en zijn levendige ogen flakkerden onder zijn brillenglazen. Hij was nooit geschoren en had ook nooit een echte volle baard. Hij had een halve job en was altijd al gescheiden of hij moest of hij zou nog scheiden. Altijd verliefd op een ander meisje, een ander lief in een ander land. Jarenlang bevriend met de in Hasselt wonende West-Vlaming L. Gruwez en dan de plotse vete of breuk met L. Gruwez.
Een grote Nederlandse uitgever gevonden voor Alles in het klein (Amsterdam : De Arbeiderspers, 1990) en dan na een paar jaar de grote stilte of het grote zwijgen. Het tijdelijke succes met de tijdelijke subsidies (altijd aalmoezen en altijd te veel of te weinig) paste niet echt bij zijn levenssfeer. Hij koketteerde ook graag met zijn half-joodse of ingebeelde of verhoopte joodse afkomst. En als overtuigde filosemiet zei ik hem dan : elke dichter is een jood, maar niet elke jood is een dichter. En dan lachte hij heel even, maar het was niet makkelijk om hem te laten lachen. En hij hield heel veel van mijn zwart-romantisch gedicht ‘Palimpsest’ en ik hield heel veel van het Franse liedje dat hij zogenaamd nog kende van zijn grootvader :
Avril en Portugal,
mes boules dans un bocal,
et pour plaire à madame
je montre ma banane!
Moge deze Eric, nu als onschuldige onverlaat rusten in het hemelse Jerusalem dicht bij Isaak Babel en Martin Buber, en niet al te ver verwijderd van Heinrich Heine…
Hendrik Baudewijn Carette
Schaarbeek, 11 augustus 2015