Toespraak

Dankwoord bij de uitreiking van een oorkonde

 

Ik heb al een oorkonde van Gerard Reve, die ik bezocht met mijn eerste uitgever Johan Sonneville in het zuiden van Frankrijk in een verlaten spookdorp van het departement de la Drôme. Later zond de adelborst Saint-Remy (Remy de Muynck) mij vanuit Antwerpen een oorkonde die bij mij thuis in de gang als een diploma werd opgehangen en waarop ik op 10 mei 1979 tot waarachtig dichter werd geslagen. Op 17 maart 2009 zond mijn goede vriend Renaat Ramon mij een gedicht dat nu aan de muur van de salon hangt en waarvan de derde strofe luidt :

                       Velen benijden ons,

                       want wij kennen de holle wegen

                       van het zwarte woud, de wingewesten,

                       de heimelijke gang van de zoeaven

                       en Zwijndrechtse Nieuwlichters.

                       En ja, we gaan om met drosten,

                       douairières, poldermeesters, dijkgraven.

Een paar jaar geleden zond mijn goede maar soms vreemde vriend Herwig Verleyen mij alle nodige documentatie om een kleine plas, een iets grotere zandbank, een kwelder, een vaargeul, een kleine ondiepte, een lap zee in de zompige wadden van de waddenzee te  kunnen bezitten. En dit voor de betaalbare som van tien tot twintig euro of meer en aldus als het ware symbolisch te kopen en zo het hele waddengebied te vrijwaren tegen de gasboringen en andere calamiteiten die de natuur aldaar in Friesland, ons klein idyllisch Siberië, zouden kunnen verstoren. Zodat ik heden niet zozeer een grootgrondbezitter ben, maar een kleine eigenaar van onze eigenste zo wonderlijke waddenzee…             

 En de voorbije week zond Wido Bourel, afkomstig uit Kaaster in Zuid-Vlaanderen en heden wondende in de Merellaan in Bouwel  in de Kempen  (de vorige winnaar van de Ferdinand Snellaert-prijs) mij zowaar opnieuw een oorkonde. Ditmaal met het mooiste Frans-Vlaamse woord van het jaar 2012. Het woord Ruschenbusche…  

            En vandaag ontvang ik opnieuw een oorkonde voor de Ferdinand  Snelleaert-prijs.  Wat moet ik met al die oorkonden? Beste vrienden, landgenoten en medestrijders : mijn eeuwige verloofde (ze luistert niet toevallig naar de naam Beatrijs)  bewaart al deze oorkonden als de documenten van een excentriek museum in het vervallen herenhuis dat wij samen bewonen als de laatsten der Mohikanen in het getto van Schaarbeek waar nu nog altijd de geest van Emanuel Hiel of van Michel de Ghelderode rondwaart tussen onze landgenoten die geen landgenoten zijn maar zwaar bebaarde schreeuwerige moslims die enkel de Koran lezen en helaas nooit of nooit een psalm van de psalmist, een gebed voor het vaderland, een heerlijk prinsenlied, een lied van de bijna verboden Jef Elbers of een gedicht van uw niet zo nederige dienaar hebben beluisterd.  

 

Vive le gueux et vive la république   !

 

Hendrik Baudewijn Carette,

Brussel, 9 juni 2012