Gedicht

Gouden tijdperk

 

 

Geluk was een fles cider in Normandië.

We waren nog niet oud en niet gefortuneerd.

Walcheren was nog een eiland

en ook Schouwen-Duiveland.

Rusland was de machtige Sovjet-Unie

en strekte zich uit van de Witte tot aan de Zwarte Zee

en daar leefde zelfs nog Anna Achmatova.     

Niemand ging toen al naar Nepal

en zeker niet naar het Thailand van koning Boemibol.

De Duitsers hadden dan wel de oorlog verloren,

het land was veilig want onze koning Leopold

kon steunen op honderdduizenden loyale Leopoldisten.

Op de eerste maandag van de maand mei

kwam het boerenvolk massaal naar de stad.

In de zomer wilde iedereen naar de kust.

In de winter wilde iedereen naar de besneeuwde bergen.

Wie geen toekomst had trok naar Argentinië

of koos voor onze Congo.

Op het platteland waren nog oude haarden   

en in 1958 zag ik het Atomium.  

Niemand was melaats of leed aan lepra.

Iedereen was arm en gelukkig.

 

 

Hendrik Carette